Hoe werd er in de veertiende eeuw, onder christenen in de Nederlanden, over de wetenschap gedacht? Iets daarvan komen we te weten in onderstaand citaat uit het boek ‘De imitatione Christi’, letterlijk: ‘Over de navolging van Christus’, van Thomas van Kempen. Hij werd geboren rond 1380 in Kempen, net over de Nederlands-Duitse grens bij Venlo in het toenmalige Keurvorstendom Keulen. Hij is gestorven in Zwolle op 25 juli 1471. Hij was een vertegenwoordiger van de ‘Moderne Devotie’, een religieuze beweging die in het leven was geroepen door Geert Grote (1340-1384) uit Deventer. Deze streefde naar een oprecht en diep christelijk leven. Vies van wetenschap waren ze zeker niet in die tijd: verlangen naar kennis heeft de mens immers van nature. Maar zonder de kennis van God kan wetenschappelijke kennis al snel tot hoogmoed aanleiding geven, vindt Thomas. En veel van wat de wetenschappers beweren is zo zeker niet als zij het soms doen voorkomen. Geldt dat ook niet een beetje voor onze tijd? We laten Thomas aan het woord…
Elk mens is van nature begerig naar kennis, doch waartoe dient de wetenschap zonder de vrees voor God? Waarlijk een nederige boer, die God dient, is beter dan de trotse wijsgeer, die de loop der sterren nagaat en op zichzelf geen acht geeft. Wie wèl zichzelf kent, wordt gering in zijn eigen ogen, en verheugt zich niet over de lof der mensen. Al wist ik alles wat in de wereld is, en ik de liefde niet bezat, wat zou het mij baten voor God, die mij volgens mijn werken zal oordelen?
Laat af van overmatige zucht naar wetenschap: want daarin wordt grote verstrooiing en veel bedrog gevonden. Die iets weten, willen gaarne de aandacht trekken en de naam van wijzen dragen. Daar zijn vele dingen, welker kennis aan de ziel weinig of geen voordeel bijbrengt. En hij is zeer dwaas, die zich met iets anders bekommert, dan wat voor zijn zaligheid dienstig is. Veelheid van woorden verzadigen de ziel niet: maar een goed leven verfrist de geest, en een zuiver geweten geeft een groot betrouwen op God.
Hoe meer gij weet en hoe beter, zo veel te strenger zult gij geoordeeld worden, tenzij gij heiliger leeft. Wil u dus niet verheffen op enige kunst of wetenschap, maar vrees eerder om de kennis, die u gegeven is. Dunkt het u dat gij te veel weet en tamelijk wel verstaat, wees evenwel verzekerd dat er nog veel meer is, wat gij niet weet. Heb geen hoge dunk over uzelf maar erken liever uw onwetendheid. Wat wilt gij u boven een ander stellen, aangezien er velen gevonden worden, die geleerder zijn dan gij, en beter in de wet onderwezen? Indien gij iets met nut wilt weten en leren, wees dan gaarne onbekend, en voor niets geacht.
Deze is de verhevenste en nuttigste wetenschap: zichzelf werkelijk kennen en klein achten. Van zichzelf niet houden, en van de anderen altijd een goede en een hoge dunk hebben, dat is grote wijsheid en hoge volmaaktheid. Gesteld dat gij een ander openlijk zoudt zien zondigen, of ernstige wandaden begaan, dan moet gij uzelf nog niet beter achten, want gij weet niet hoe lang gij in een goede staat kunt volharden. Wij zijn allen zwak; maar houd niemand voor zwakker dan uzelf.
Bronnen: