Op vrijdag 31 oktober 2018 sprak de Duitse paus Benedictus XVI (voorheen kardinaal Jozef Ratzinger) tot dee deelnemers aan de plenaire vergadering van de leden van de Pauselijke Academie voor Wetenschappen, over het thema van hun bijeenkkomt: “Wetenschappelijk inzicht in de evolutie van het heelal en van het leven”. Na een groet en korte introductie gaf hij zijn gehoor de volgende woorden mee.
Met de keuze van het onderwerp “Wetenschappelijk inzicht in de evolutie van het heelal en van het leven” tracht u zich te concentreren op een onderzoeksterrein dat veel belangstelling wekt. In feite willen veel van onze tijdgenoten tegenwoordig nadenken over de uiteindelijke oorsprong van wezens, hun oorzaak en hun einde, en de betekenis van de menselijke geschiedenis en het universum.
In deze context rijzen natuurlijk vragen over de relatie tussen de lezing van de wereld door de wetenschap en de lezing die de christelijke openbaring biedt. Mijn voorgangers Paus Pius XII en Paus Johannes Paulus II hebben opgemerkt dat er geen tegenstelling bestaat tussen het inzicht van het geloof in de schepping en de bewijzen van de empirische wetenschappen. De filosofie had in haar vroege stadia beelden voorgesteld om de oorsprong van de kosmos te verklaren aan de hand van één of meer elementen van de materiële wereld. Deze ontstaansgeschiedenis werd niet gezien als een schepping, maar veeleer als een mutatie of transformatie; het ging om een enigszins horizontale interpretatie van de oorsprong van de wereld. Een beslissende vooruitgang in het begrip van de oorsprong van de kosmos was de beschouwing van het zijn als zijn en de zorg van de metafysica voor de meest fundamentele vraag naar de eerste of transcendente oorsprong van deelnemend zijn. Om zich te kunnen ontwikkelen en evolueren, moet de wereld eerst zijn, en dus uit het niets tot bestaan zijn gekomen. Zij moet, met andere woorden, geschapen zijn door het eerste Wezen, dat zulks in wezen is.
Stellen dat de grondslag van de kosmos en zijn ontwikkelingen de voorzienige wijsheid van de Schepper is, wil niet zeggen dat de schepping alleen te maken heeft met het begin van de geschiedenis van de wereld en van het leven. Het houdt veeleer in dat de Schepper deze ontwikkelingen sticht en ze ondersteunt, onderbouwt en voortdurend in stand houdt. Thomas van Aquino leerde dat het begrip schepping de horizontale oorsprong van de zich ontvouwende gebeurtenissen, die de geschiedenis is, moet overstijgen, en bijgevolg ook al onze zuiver naturalistische manieren van denken en spreken over de evolutie van de wereld. Thomas merkte op dat de schepping noch een beweging noch een mutatie is. Het is veeleer de fundamentele en voortdurende relatie die het schepsel verbindt met de Schepper, want Hij is de oorzaak van alle zijn en alle worden (vgl. Summa Theologiae, I, q.45, a. 3).
“Evolueren” betekent letterlijk “een boekrol ontrollen”, d.w.z. een boek lezen. De voorstelling van de natuur als een boek heeft haar wortels in het christendom en is veel wetenschappers dierbaar. Galileo zag de natuur als een boek waarvan God de auteur is, net zoals de Schrift God als auteur heeft. Het is een boek waarvan we de geschiedenis, de evolutie, de “schrift” en de betekenis “lezen” volgens de verschillende benaderingen van de wetenschappen, terwijl we steeds uitgaan van de fundamentele aanwezigheid van de auteur die zich daarin heeft willen openbaren. Dit beeld helpt ons ook te begrijpen dat de wereld, verre van uit chaos te zijn ontstaan, op een geordend boek lijkt; het is een kosmos. Ondanks elementen van het irrationele, het chaotische en het destructieve in de lange veranderingsprocessen van de kosmos, is de materie als zodanig “leesbaar”. Het heeft een ingebouwde “mathematica”. De menselijke geest kan zich daarom niet alleen bezighouden met een “kosmografie” die meetbare verschijnselen bestudeert, maar ook met een “kosmologie” die de zichtbare innerlijke logica van de kosmos onderscheidt. Het is mogelijk dat wij in het begin niet in staat zijn de harmonie te zien van zowel het geheel als van de relaties van de afzonderlijke delen, of van hun verhouding tot het geheel. Toch blijft er altijd een brede waaier van begrijpelijke gebeurtenissen over, en het proces is rationeel in die zin dat het een orde van duidelijke overeenkomsten en onbetwistbare eindpunten onthult: in de anorganische wereld, tussen microstructuur en macrostructuur; in de organische en dierlijke wereld, tussen structuur en functie; en in de geestelijke wereld, tussen de kennis van de waarheid en het streven naar vrijheid. Het experimenteel en filosofisch onderzoek ontdekt geleidelijk deze ordeningen; het ziet ze werken om zichzelf in stand te houden, zich te verdedigen tegen onevenwichtigheden, en obstakels te overwinnen. En dankzij de natuurwetenschappen is ons begrip van de uniciteit van de plaats van de mens in de kosmos sterk toegenomen.
Het onderscheid tussen een eenvoudig levend wezen en een geestelijk wezen dat capax Dei is, wijst op het bestaan van de intellectuele ziel van een vrij transcendent subject. Zo heeft het leergezag van de Kerk steeds bevestigd dat “elke geestelijke ziel onmiddellijk door God geschapen is – zij wordt niet door de ouders ‘voortgebracht’ – en ook dat zij onsterfelijk is” (Catechismus van de Katholieke Kerk, 366). Dit wijst op het onderscheidend vermogen van de antropologie, en nodigt uit tot verkenning ervan door het moderne denken.
Geachte academici, ik wil besluiten met de woorden die mijn voorganger, paus Johannes Paulus II, in november 2003 tot u richtte: “De wetenschappelijke waarheid, die zelf een deelname is aan de goddelijke Waarheid, kan de filosofie en de theologie helpen om de menselijke persoon en Gods Openbaring over de mens, een Openbaring die in Jezus Christus wordt voltooid en vervolmaakt, steeds vollediger te begrijpen. Voor deze belangrijke wederzijdse verrijking in het zoeken naar de waarheid en ten bate van de mensheid, ben ik, met de gehele Kerk, zeer dankbaar”.
Over u en uw gezinnen, en allen die betrokken zijn bij het werk van de Pauselijke Academie van Wetenschappen, roep ik van harte Gods zegen van wijsheid en vrede af.
© Copyright 2008 – Libreria Editrice Vaticana