In onze september-uitzending bij Radio Maria België hebben we gesproken over het leven in de kosmos. De moderne wetenschap geeft ons verbluffende informatie over de ouderdom van het heelal, de oerknal en zoekt naar leven op andere planeten, binnen en buiten ons melkwegstelsel, of condities die leven op andere plaatsen in het universum mogelijk zouden maken. We vernemen daar met grote regelmaat van in de media. Tegelijk geloven joden, christenen en moslims – en dus ook wij katholieken – in een God, Schepper van hemel en aarde, van alles wat zichtbaar en onzichtbaar is. En dat wij als mensen geschapen zijn naar zijn beeld en gelijkenis.
In deze uitzending hebben we met enige diepgang getracht deze twee manieren van geloven en denken, geloof in de wetenschap en haar inzichten, geloof in God en de wijsheid die we aan dat geloof ontlenen, met elkaar in verbinding brengen om vast te stellen dat de twee heel goed met elkaar te verzoenen zijn. We zullen niet alle vragen kunnen beantwoorden: daarom kunt u uw vragen stellen op het speciale e-mail adres voor deze uitzendingen bij Radio Maria België: biofides@radiomaria.be. Ook voor uw op- of aanmerkingen kunt u daar terecht.
[soundcloud url=”https://api.soundcloud.com/tracks/94377029″ width=”100%” height=”166″ iframe=”true” /]
Hieronder het transcript van de uitzending.
Beste luisteraars van Radio Maria,
Allereerst fijn dat ik u weer mag treffen aan de radio of misschien via het internet bij het programma Biofides bij Radio Maria. Dat is een programma waarin we op een geheel andere manier over het geloof spreken dan in de andere uitzendingen! Biofides is trouwens niet in de eerste plaats de naam van een radioprogramma, maar van een apostolaat dat ik als oud-leraar biologie, komend van uit Nederland, opgezet heb en waarin ik mijn gedachten met wie het maar horen wil wil delen over de relatie tussen de biologische wetenschap en ons katholieke geloof. En breder: de relatie tussen wetenschap en geloof in het algemeen. Dat is dus een wat meer rationele manier om over ons geloof te spreken: naast ons gebed, het vieren van de sacramenten, onze vreugde God te kennen en naar zin liefdesplan te leven is er een moment dat iedere gelovige zich vragen stelt in de trant van ‘Hoe moet ik dat nu zien? Hoe heeft God ons geschapen? Wat is er waar van wat ik op TV zie of in de kranten lees, van wat de wetenschap zegt. Is dat niet in strijd met wat ik in de Bijbel lees? Zijn geloof en wetenschap met elkaar te verzoenen? Of zullen ze altijd met elkaar blijven strijden?
De meer ongelovige mens in onze tijd – en misschien luisteren er wel naar dit programma omdat ze de zender in de auto per ongeluk ontdekt hebben – zal zich afvragen bij geloof of alles wat de paus beweert wel wetenschappelijk te verdedigen is. Zijn de oude standpunten van de Kerk niet achterhaald door de wetenschap. Is het wel rationeel om nog in God te geloven? Op al die vragen zoekt Biofides antwoorden te formuleren. Ik doe dat, omdat ik zelf tijdens mij studies biologie in Utrecht, in Nederland, jaren gelden, zogezegd tot geloof kwam. Ik was wel katholiek opgevoed maar ging al lang niet meer naar de Kerk en het geloof was niet eens een onderwerp van gesprek. Totdat ik in contact kwam met mensen in gebedsgroepen van de katholieke charismatische vernieuwing, wat mij aanzette tot het mij terdege afvragen of God bestaat en of ik mijzelf christen durfde te noemen. Ik heb dat verhaal eens hier bij Radio Maria verteld en als u naar mijn website gaat, www.biofides.be, onder de knop ‘audio’, dan kunt u dat nog eens terug beluisteren. Het kwam er op neer dat ik op een avond in mijn ‘binnenkamer’ (zoals Jezus het bij Mattheus noemt) tot de voor mij zekere conclusie kwam dat God bestond: Hij had immers die avond, 10 januari 1980, tot mij gesproken! Ik besloot weer naar de Kerk te gaan, mij aan te sluiten bij die gebedsgroep, mij van een aantal slechte gewoonten te bekeren en mij katholiek christen te noemen. In mijn hoofd vond er een confrontatie plaats tussen wat ik als student biologie leerde en de nieuwe inzichten die ik aan het geloof ontleende. Dat proces heeft nu uiteindelijk geleid tot Biofides. Niet dat ik op alle vragen een antwoord heb, maar ik heb er misschien toch wat meer over gelezen, gestudeerd en nagedacht dan een ander. En met dat meer hoop ik anderen, u, luisteraar van Radio Maria, van dienst te kunnen zijn. Ik vind het erg leuk reacties te krijgen (en niet leuk als ik er geen krijg), dus hebt u een vraag die u al jaren bezig houdt, of hebt u een opmerking (misschien bent u het ergens wel helemaal niet met mij eens), dan hoor ik het graag; Stuurt u dan een e-mail naar biofides@radiomaria.be. Ik kom dan graag op uw vraag of opmerking terug.
Vandaag gaan we het hebben over zo’n onderwerp dat u vast wel eens door de gedachten geschoten is: het leven in de kosmos. Op dit moment rijdt er een wagentje Curiosity genaamd, rond op de planeet Mars dat ons zeker één ding gaat herbevestigen: marsmannetjes bestaan niet. Maar hopelijk zal het ding toch ook nieuwe informatie over deze planeet naar de aarde seinen, wat anders gaat er veel geld verloren. We gaan kijken naar de Big Bang en wat je daar nu precies van moet denken tegen de achtergrond van ons geloof in God, de Schepper van hemel en aarde. En we gaan het eens hebben over hoe het toch kan zijn dat er in die kosmos leven is, intelligent leven zelfs dat weet heeft van zijn eigen bestaan. Ik heb het over de mens, die de kosmos begrijpt.
= onderbreking met muziek =
In deze uitzending van Biofides bij Radio Maria gaan we het deze maand dus hebben over Leven in de Kosmos. We gaan dat doen zowel vanuit godsdienstig als vanuit wetenschappelijk oogpunt en er zal wat filosofie aan te pas komen. Laten we beginnen bij de godsdienst. De drie grote godsdiensten, jodendom, christendom en islam, belijden dat de wereld uit het niets zou zijn geschapen door God die daarmee als ‘schepper van hemel en aarde’ wordt aangeduid. We vinden dat geloof terug op de eerste pagina van de bijbel, in het eerste vers van het boek Genesis, waar staat: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’. Begin kan je uitleggen als het begin van alles in de tijd, maar ook als beginsel, als eerste oorzaak van alles. Alle bestaan heeft zijn bestaan te danken aan God die is. Dit vast te stellen is van belang, omdat er doorheen de eeuwen alle mogelijke opvattingen hebben bestaan over de oorspring van de schepping, van het heelal. De volkeren die het Joodse volk omringden, voor en aan het begin van onze jaartelling, stelden dat op alle mogelijke manieren voor, met halfgoden en zo meer. Het unieke van het Joods volk, waar christen en islamieten uit voortspruiten, was dat alleen zij er de opvatting op nahielden dat er één God was, dus niet vele goden, die de oorspring maar ook het doel was van alle bestaan in de hemel en op aarde. Wat er dan onder hemel kon worden verstaan, was misschien nog niet altijd even duidelijk: ging het over wat we vandaag ‘de ruimte’ of de ‘kosmos’ of het ‘universum’ noemen, of ging het om de tijdloze toestand ven gelukzaligheid aan gene zijde van de dood, die wij allemaal eens hopen te bereiken? Wat duidelijk was, was dat het heelal, de zon, de maan en de sterren, de bergen en de heuvelen, de planten en de dieren, licht en duisternis, zeeën en rivieren en ook de mens het werk waren van die ene God die dat alles in wijsheid geschapen heeft (Psalm 104) en die permanent betrokken is op zijn schepping en op de mens, die schepping draagt, in het bestaan houdt, permanent scheppend erin aanwezig is en tot haar voltooiing voert. De zon, de maan en de sterren, de zee en het land: het waren dus geen goden maar geschapen objecten. God was die geheel andere, wiens naam net niet eens wilde uitspreken en toch was Hij zijn schepping zo nabij, zoals het joods volk ondervond in haar geschiedenis. Er was dus een duidelijk onderscheid tussen Schepper en het geschapene: twee zaken die wel nauw met elkaar samenhangen maar niet met elkaar verward werden. En die schepping was fundamenteel goed. Ook de zondeval kon haar niet geheel verwoesten, wel beschadigen, zodat er lijden en dood waarvan de mens en de gehele schepping verlost van zou moeten worden.
Met de komst van Christus werd dat alleen maar duidelijker: het Woord dat God gesproken had en waaruit het heelal, de aarde en de mens was ontstaan werd vlees en woonde onder ons: de God van hele en aarde werd mens en leefde onder ons. Zijn maagdelijke geboorte, zijn wonderen, zijn leer (denk aan de zaligsprekingen) en zijn overwinning op de fysieke dood bewezen dat het werkelijk om God ging en niet slechts om een leraar of profeet. Uiteindelijk ging hij door muren en verdween uit hun gezicht, omdat zijn verheerlijkt lichaam niet meer gebonden was aan de wetten van de natuur. Zo kon hij met ziel en lichaam terugkeren naar de eeuwige Vader om op het einde der tijden ook ons op te nemen met ziel en lichaam in zijn heerlijkheid. Jezus was niet alleen koning der Joden maar ook Koning van het heelal, zoals wij op het feest van Christus Koning vieren. In Hem is alles ontstaan en niets is ontstaan dan door hem. Dat hangt samen met het feit dat Jezus het vleesgeworden Woord van God is, de logos, de logica die wij ook in de kosmos en de levende natuur tegenkomen. Ook voor Jezus geldt dat hij altijd is geweest en altijd zal zijn. Jezus is dus om het zo te zeggen van ver voor de schepping, al je het in de tijd wil uitdrukken.
In de tijd van de Joden en de Grieken, de tijd voor en direct na Jezus komst op aarde was de kennis van het heelal nog nergens vergeleken bij de kennis die wij vandaag van de kosmos hebben. Men vermoedde dat de aarde op zuilen stond en had geheel andere opvattingen over de beweging van de zon, de maan en de sterren dan wij nu hebben, in de tijd van de ruimtevaart, de marsmissies en de moderne kosmologie. In de zestiende eeuw was dank zijn de geleerde monniken van de middeleeuwen, met name Albert de Grote en Thomas van Aquino, de wetenschap geboren als een door de Kerk bevorderde menselijke activiteit om de kosmos, de tastbare werkelijkheid waarin wij leven, beter te begrijpen. Indien alles ‘goed’ door God geschapen is, is de natuur een betrouwbaar ding en vatbaar voor begrip door het menselijk verstand. De natuur zit zogezegd redelijk of logisch in elkaar en dus kunnen wij haar met ons verstand onderzoeken en leren begrijpen. Indien alles wat wij kunnen onderzoeken Gods werk is, is het onmogelijk dat wij via de wetenschap ook maar iets zouden ontdekken dat ion strijd zou zijn met datzelfde geloof in God. Dus kan men rustig z’n gang gaan en de levende natuur en ook het heelal onderzoeken. Dat leidde tot de Copernicaanse revolutie: de Poolse priester die via kalenderberekeningen moest concluderen dat de aarde om de zon draaide en niet omgekeerd. Na hem zou Galileo Galilei dat met de eerste telescopische waarnemingen bevestigen en even leek er een spanning tussen bijbel en wetenschap, omdat de bijbel zegt dat de aarde vast gegrondvest is. Ook de grote Griekse filosoof Aristoteles dacht dat alles om de aarde draaide en Thomas van Aquino, de grootste theoloog in de kerkgeschiedenis, hield het bij die opvatting die algemeen aanvaard was. Maar nu lag er wetenschappelijk bewijs dat het toch anders was, wat – mede door botsende karakters – leidde tot een aanvaring niet zozeer tussen wetenschap en geloof, maar tussen een de trotse Galilei en enkele kardinalen die achteraf gezien de bijbel te letterlijk bleken te interpreteren. Inmiddels is die zaak uitgeklaard, maar dit incident, heeft helaas het beeld doen ontstaan in de moderne tijd, dat wetenschap en geloof elkaars vijanden zouden zijn. Het is daar in feite voor misbruikt. Uiteindelijk heeft de Kerk ingezien dat Galilei gelijk had en geoordeeld dat we de bijbel niet te letterlijk moeten interpreteren. De Bijbel leert ons hoe we naar de hemel gaan, niet hoe de hemelen bewegen, aldus Galilei, een uitspraak die Johannes Paulus II in 1979, toen hij de zaak Galilei opnieuw liet onderzoeken. Zo zien we hoe we voorzichtig moeten zijn bij de interpretatie van de Bijbel. Niet alles in de Bijbel moeten we even letterlijk verstaan en het is de Kerk die ons gidst bij het wel begrijpen van de Bijbel.
Sinds Galilei heeft de tijd niet stilgestaan en zijn de hemelen, waarmee ik nu de fysieke kosmos bedoel, ‘de ruimte’, nader onderzocht. En steeds meer werd het duidelijk hoe onmetelijk groot het heelal was en hoe oud! Ons wereldbeeld werd letterlijk ‘opgerekt’ want we blijken laar een nietige stip in een oneindig universum, een piep klein bolletje dat al vanaf de maan niet veel meer voorstelt, maar waar toevallige omstandigheden zo zijn dat er leven mogelijk is en wij er konden ontstaan. Komen daarbij de opvattingen over de ouderdom van de aarde en de evolutie van het leven op onze planeet, dan wankelen enkele van onze beelden die wij bijvoorbeeld aan de Bijbel ontlenen. Wij moeten ons wereldbeeld herzien.
Dat proces ven het bijstellen van ons wereldbeeld blijkt ook voordelen te hebben. Ongemerkt dreigen wij ons namelijk een te simpel en de klein beeld van wie God is voor te stellen. Ongemerkt maken we van Hem in onze inbeelding een soort mannetje ergens op een wolk, terwijl Hij dat natuurlijk helemaal niet is: God is oneindig groter dan alles wat wij ons bij Hem voor kunnen tellen, anders ook dan wij dachten, maar toch nabij en herkenbaar omdat wij net als Hij persoon zijn: wij zijn immers geschapen naar zijn beeld. Hoe die scheppingsdaden van God precies in zijn werk zijn gegaan, bij de vorming van onze planeet, het ontstaan van leven en de mens is een vraag van een andere orde: God is diegene die dit alles in gang zet, mogelijk markt, draagt, richting geeft om ons een zinvol bestaan te geven dat uiteindelijk bij Hem eindigt. Een zeer gelovige oom van mij in Nederland zij ooit: met die ontdekkingen van de telescopen en de grootsheid van het heelal wordt God voor mij alleen maar groter. Ik vatte dat heel plastisch op: alsof God in meters, kilometers of lichtjaren veel groter was dan ik dacht. Maar later begreep ik dat ik dat ‘groter’ mij anders moest voorstellen, niet in ruimtelijke termen. Net zoals wij ons het eeuwig leven niet als vreselijk lang moeten voorstellen (zie Spe Salvi, van Benedictus XVI) maar in een werkelijkheid buiten de tijd.
Later, als leraar biologie leerde ik mijn leerlingen dat de wereld waarin wij leven, de kosmos, in wezen uit vier componenten is opgebouwd: tijd, ruimte materie en energie. Wij leven hier en niet daar (ruimte), vandaag en niet in de zestiende eeuw (tijd), zijn opgebouwd uit atomen en moleculen, cellen, weefsels en organen (materie) en kunnen bewegen, temperatuur, licht en geluid waarnemen (energie). Ook de huidige kosmologen denken er zo over en spreken van het ruimte-tijd continuüm in relatie tot de materie en de energie. Albert Einstein, de grote joodse kosmoloog, ontdekte dat deze vier componenten aan elkaar gerelateerd zijn in de fameuze vergelijking E= m.c2. De energie is het product van de materie en het kwadraat van de lichtsnelheid. En wie snelheid zegt, zegt afstand ion de ruimte gedeeld door tij, zoals bij kilometer per uur in uw auto. De Energie in de kosmos is dus wiskundig gerelateerd aan de massa, de ruimte en de tijd. We begrijpen dus iets van de kosmos en steeds meer. Vandaag weten we dat er vier fundamentele krachten in de kosmos zijn: de zwaartekracht, de elektromagnetisch kracht en twee krachten in de kernen van atomen. Verder weten we dat er in de kosmos een twintigtal kosmologisch constanten zijn, die een heel precieze waarde hebben, zoals de strekte van de zwaartekracht, de snelheid van het licht.
In het begin van de twintigste eeuw ontdekt de Belgische priester en astronoom George Lemaître dat het heelal niet in een stabiele toestand is maar geleidelijk uitdijt. Alle sterrenstelsels bewegen van ons vandaan in een snelheid die toeneemt met de afstand. Een duizelingwekkend idee, maar bevestigd door waarneming van de astronoom Edwin Hubble, naar wie de befaamde telescoop genoemd is die nu rond de aarde draait en de meest fantastische beelden van het heelal naar ons toestuurt. Lemaître had al geconcludeerd dat indien het heelal uitdijt, het ooit ontstaan moet zijn uit een zeer klein deeltje, het oeratoom of de ‘singulariteit’. Daarin zat niet alleen alle materie en energie opgesloten, maar ook alle ruimte en alle tijd! Er zou dus een begin zijn van de tijd. Omdat wij wezens zijn die in de tijd leven, hebben wij het alleen wat moeilijk om ons dat voor te stellen. De vraag wat er voor de oerknal was is dus een dwaze vraag, want de Big Bang zou het begin van de tijd zijn. En dat begin is berekend te hebben plaats gevonden 13,7 miljard jaar gelden. Met de oerknal of Big Bang is de tijd-ruimte ontstaan dat bestaat uit 4,6 % zichtbare materie, maar liefst 23% donkere materie die we dus helemaal niet zien maar die er wel is en 72,4 % donkere energie dat je moet voorstellen als een veld dat met de ruimtetijd is verbonden. We kunnen ons nauwelijks iets bij deze zaken voorstellen. Het universum zou volgens de huidige opvattingen een niet oneindige hoeveelheid zichtbare massa bevatten van 10 tot de macht 53 kilo. Het ruimte-tijd continuüm is geen vacuüm, zoals wij misschien nog denken, maar een dynamisch veld dat interactie vertoont met de massa-energie. Het kan krom trekken en wordt vergeleken met eenballon die zou kunnen inklappen tot het oeratoom dat 13,7 miljard jaar geleden een doorsnede had van tien tot de negatieve macht 33, dat is dus een getal, tweeëndertig nullen achter de komma. Nul komma één is één cijfer achter de komma. Het oeratoom had dus een omvang van een getal van 33 nullen achter de komma, dat is ongelofelijk klein. En dat super kleine deeltje explodeerde tot het onmetelijke heelal waarin wij nu bestaan. Duizelingwekkende zaken als je het je probeert voor te stellen.
Albert Einstein en andere kosmologen en astronomen waren niet zonder meer blij met die Big Bang theorie, een naam die aanvankelijk trouwens spottend bedacht werd door een atheïstische astronoom, Fred Hoyle, maar is blijven kleven aan deze algemeen aanvaarde wetenschappelijke theorie. De reden was dat dit wel erg leek op het ontstaan van het heelal uit het niets, een oude geloofsopvatting van Joden en christenen. Anderen veronderstelden dat het heelal altijd had bestaan en eeuwig is. Nu leek men gedwongen te worden door de wetenschap om het geloof te aanvaarden. Maar ook Einstein heeft zich bij de feiten neergelegd: het heelal kent een begin uit het niets. En met niets bedoelen we dus niet een vacuüm of andere leegt, maar absoluut niets. Want ook een lege ruimte is een iets, namelijk ruimte. Ook al haalt u uw huis helemaal leeg, dan is er toch iets in uw huis: ruimte. In de jaren zestig ontdekten de astronomen de straling die als restant van de oerknal in de ruimte waarneembaar is en deze waarnemingen werden door satellietwaarnemingen bevestigd. Zodoende is er vandaag een grote eensgezindheid onder natuurkundigen dat ons universum 13,7 miljard jaar gelden met een oerknal is ontstaan. Toch blijft men voorstellen doen voor gebeurtenissen die aan de oerknal vooraf zouden zijn gegaan. Sommigen stelden dat het universum misschien een op en neer gaande beweging kent van expansie en krimp. De Big Bang zou dat de leest recente expansie zijn. Anderen stellen een multiversum voor, zodat ons universum er slechts één van velen is. Maar al deze theorieën zijn pure speculaties en onbewezen, terwijl er voor de Big Bang of oerknal wetenschappelijk bewijs is. En ook in al deze voorgestelde theorieën voor iets dat er al voor de Big Bang zou zijn geweest, moet er volgens de beste kosmologen van onze tijd toch een begin zijn geweest van alles wat bestaat in de fysieke wereld. En dat heeft grote gevolgen voor ons begrip van de werkelijkheid.
Wat moeten we er nu mee dat het universum volgens de wetenschap een begin heeft gehad. We nemen onze toevlucht tot de filosofie, want natuurwetenschap stuit hier op haar grenzen: we belanden of we het nu willen of niet in de zg. metafysica, dat wat de fysica te boven gaat, dus in de filosofie. Daar kent men het zg. Kalam-kosmologische argument voor het bestaan van een Schepper, van God. We zijn nu niet eer in de natuurkunde, maar in het pure denken van de filosofen, los ven welke wetenschappelijke waarneming ook. Dit argument naar het Arabische woord Kalam dat ‘woord’ betekent, een beetje zoals het Griekse logos, omdat het zijn oorspring vindt bij een Arabische filosofie uit de Middeleeuwen die in Noord-Afrika net als jogden en christenen nadacht over het idee van de schepping uit het niets. Algemeen werd aangenomen dat uit niets niets kan ontstaan, wat ook logisch is. Indien uw portemonnee leeg is verwacht u niet dat er over een uurtje opeens honderd euro in zit. Daarom waren Griekse filosofen niet erg te winnen voor het idee dat het universum, dat iets is, uit het niets zou zijn ontstaan. Zij achtten het universum als iets dat eeuwig was en uit zichzelf kon bestaan, dus niet niet kon bestaan. Maar daar dachten joden, christenen en moslims dus ietsje anders over, vanwege hun scheppingsgeloof. Een Noord-Afrikaanse Arabische en Islamitische filosoof in de Middeleeuwen kwam nu met dit Kalam-Kosmologisch argument dat luidt:
- Alles wat begint te bestaan heeft een oorzaak. We kunnen ons niet voorstellen dat een stoel, een huis, een appel, een mens of een sterrenstelsel ‘zomaar’ uit het niets kan ontstaan. Indien er op uw salontafel opeens een blauw konijn verschijnt uit het niets, dan gaat u toch zoeken naar een oorzaak. Misschien dat een van uw kinderen een goocheltruc heeft bedacht. Kortom: alles wat begint te bestaan moet een oorzaak hebben. Dat klinkt redelijk. Pas op: niet alles wat bestaat moet een oorzaak hebben. Iets kan bestaan zonder meer: daar is rationeel niets tegen in te brengen, ook al kent alles wat wij zien en waarnemen een begin. Maar God, bijvoorbeeld, kan perfect bestaan zonder te beginnen te bestaan. Dus het argument zegt: alles wat begint te bestaan heeft een oorzaak.
- Ten tweede zegt het: het universum heeft een begin. Dat blijkt uit de moderne kosmologie, maar ook de filosofen hadden al over die vraag nagedacht, zonder veel van kennis van het universum door observatie met telescopen. Het idee is dat het een absurd idee is te veronderstellen dat je eeuwig terug zou kunnen gaan in de tijd. In onze gedachten is dat misschien mogelijk, maar kan het ook in de werkelijkheid? Stel dat we het uitdrukken in gebeurtenissen die elkaar opvolgen en die elkaar ook veroorzaken. Indien er geen eerste oorzaak zou zijn in de tijd omdat je eeuwig terug zou kunnen gaan in de tijd, dan zou er nooit vandaag iets gebeuren. De gebeurtenissen van vandaag zijn immers afhankelijk van die van gisteren. Maar als er een oneindig aantal gebeurtenissen in het verleden is, dan kan je zeggen dat er geen eerste gebeurtenis is en dus ook geen tweede en dus ook niet wat er vandaag gebeurt. Hoewel de meningen natuurlijk verschillen is het een serieuze filosofische gedachte, die verdedigbaar is, te veronderstellen dat de tijd een begin heeft gekend, nog zonder dat je van een door de astronomen waargenomen Big Bang hebt gehoord. Het is dus aardig dat de astronomie of moderne kosmologie komt bevestigen wat filosofen al bedacht hadden: het universum kent een begin.
- We hebben dus gezegd: alles wat een begin kent heeft een oorzaak én: het universum (of de tijd) heeft een begin. Dus, zegt het Kalam-kosmologisch argument: het universum heeft een oorzaak. Dus is het logisch om te geloven dat het universum veroorzaakt is, of u nu gelovig bent of niet. Maar wat kan die oorzaak dan zijn? Herinnert u zich dat het universum bestond uit tijd, ruimte, energie en materie. Dat weten we dat die oorzaak van het universum niet in de tijd en ruimte bestaat maar de tijd en de ruimte heeft doen ontstaan. Ook kan die oorzaak voor het ontstaan van het universum niet materieel of energetisch van aard zijn, want ook die twee zijn ontstaan. Die oorzaak is dus onstoffelijk, tijdloos en en niet in de ruimte te vatten. Daarmee hebben we nog niet gezegd dat die oorzaak God is, maar we de gelovige zal wel erg aan die conclusie gaan denken. Later zullen we zien dat daar nog meer reden voor is, maar nu gaan we eerst even naar wat muziek luisteren.
= onderbreking met muziek =
We hebben het vandaag bij het programma Biofides over de kosmologie en het leven in de kosmos. En onder kosmologie versta ik de natuurwetenschap die de ruimte, het universum bestudeert. Er zijn ook andere definities van kosmologie, die deze wetenschap als een tak van de filosofie zien, maar die definitie hanteer ik hier niet. Ik onderscheid natuurwetenschap, in dit geval kosmologie, filosofie (de kunst van het denken en theologie, de wetenschap omtrent de God van de openbaring in met name de joods-christelijke traditie.
We hebben het gehad over de natuurkundige ontdekkingen over het begin van het universum en de filosofische argumenten die in feite hetzelfde beweren. Daar komt dan nog bij de theologische opvatting van de joods-christelijke en islamitische traditie en dus ook van de katholieke kerk, dat de schepping uit het absolute niets is ontstaan en door die ene God, de Schepper, in het bestaan is geroepen. Dat is prachtig nieuws want daarmee blijken wetenschap, filosofie en geloof tot dezelfde conclusies te komen. Voor de katholieke kerk is dat niet zo’n wonder, zoals ik dat al eerder vermelde: zij redeneert al eeuwen dat indien God de Schepper is van hemel en aarde, het niet anders kan zijn dan dat de wetenschap dingen vindt die met de essentie van het geloof overeen komen. In feite is een tegenstelling tussen geloof in God, schepper van hemel en aarde, enerzijds en natuurwetenschappelijke studies en vondsten onmogelijk. Ook zegt de Kerk al eeuwen, maar Vaticaans I heeft dat nog eens formeel bevestigd, dat er geen meerdere waarheden kunnen bestaan die niet met elkaar te rijmen zijn: een godsdienstige, een filosofische en een kosmologisch om bij ons thema te blijven. Indien elk van deze drie waarheden waar zijn, moeten zij ook met elkaar in overeenstemming zijn.
Over de kwestie van het begin gaat echter de discussie voort, mogelijk omdat ongelovige wetenschappers slecht met dat gegeven kunnen leven: het zou hen namelijk tot de conclusie kunnen brengen dat hun ongeloof onterecht is en dat zij op de knieën moeten? Gelukkig zijn er ook wel wetenschappers, die toegeven dat er zoiets als een super-intellect moet zijn die aan de oorspring van het bestaan staat. Maar er zijn er ook die dat hardnekkig blijven ontkennen en trachten de kosmos te verklaren zonder oorzaak buiten de kosmos, zonder God.
De kosmos verklaren zonder het bestaan van God wordt al weer lastiger als we vaststellen dat er in het universum vanaf het begin een twintigtal constanten zijn die een zeer precieze waarde hebben, juist geschikt voor het bestaan van onze kosmos en voor het ontstaan van leven. Een van die constanten is de lichtsnelheid. Een andere is de strekte van de zwaartekracht. Indien de zwaartekracht maar een een uiterst minimale andere waarde zou hebben dan de feitelijke waarde in het universum, dan het heelal of ineen klappen of exploderen. Er zou zeker geen leven zijn. Dan zijn er de krachten binnen atomen die ons materie juist die eigenschappen geven om de elementen te vormen die nodig zijn voor leven, te beginnen met waterstof, maar ook zuurstof en vooral het koolstof atoom. Misschien weet u dat de ruggengraat van alle levende materie, van eiwitten, vetten suikers, hormonen, DNA en nog veel meer koolstofketens zijn: ingewikkelde schakelingen van koolstofatomen met daaraan nog andere elementen zoals zuurstof, waterstof, stikstof enzovoorts. Maar de krachten die deze atomen bijeen houden, de zogenaamde sterke nucleaire kracht, heeft precies de juiste waarde om die atomen in staat te stellen te bestaan. En zo zijn er dus een twintigtal constanten in de kosmos die zo’n exacte waarde hebben, zijn fijn afgesteld lijken, dat kosmologen toeval uitsluiten als oorzaak van die fijne afstelling (‘fine tuning’). Sommigen stellen een multiversum voor. Indien er miljoenen of miljarden universums zouden zijn waar het onze er een van is waar toevallig de waarden van die constanten zo zijn dat er leven mogelijk is, dan zou het op toeval kunnen berusten, maar dan zeggen andere kosmologen dat ook voor het bestaan van die talloze universums een zeer fijne afstemming van allerlei constanten nodig zou zijn én dat ook in dat geval er een begin is geweest. In feite verlegt men dan het probleem. De eerder genoemde atheïstisch kosmoloog Fred Hoyle kwam dan ook tot de conclusie dat er sprake moest zijn van een super-intellect, die deze waarden zo heeft afgesteld. Dat betekent dat de oorzaak van het universum niet alleen immaterieel, boventijdelijk en buiten de ruimte, maar ook superintelligent moet zijn. De kans dat door zuiver toeval alle constanten in acht genomen zijn zoals ze zijn wordt geschat op één op de 10 tot de macht tien tot de macht 123, een kans van één op een zo ongelofelijk groot getal dat toeval gewoon uitgesloten is. De kosmos moet dus wel een intelligente oorzaak hebben, zuiver rationeel gezien. En dan hebben we het nog niet over de intelligentie die we in de levende natuur aantreffen en die ons nog een verraad dat er een intelligente oorzaak moet bestaan voor de werking van onze erfelijkheid, ons immuunsysteem, de voortplanting van levende organismen dat een uiterst complex proces is, etc.
Die intelligente oorzaak van het universum moet ook nog almachtig zijn, want hij is in staat uit het niets iets te maken. De Griekse filosofen hadden ons al geleerd dat dat onmogelijk is, normaal gesproken. Alles wat wij kunnen is uit iets iets maken, door de vorm of verschijningsvorm te maken. Wij kunnen ons voorstellen dat iets ontstaat uit iets dat reeds bestaat maar niet uit het niets. Het vergt oneindige kracht om uit niets iets te maken en het is nu precies dat wat je schepping zou kunnen noemen en dat ons doet denken aan een oorzaak die niet alleen intelligent is maar ook almachtig.
Tenslotte zijn er redelijke argumenten om te veronderstellen dat die oorzaak van het universum die dus immaterieel is, buiten tijd en ruimte, almachtig en intelligent, ook een persoon is. Immers: die oorzaak is in staat een universum in het bestaan te roepen dat in staat is personen, mensen als u en ik, voort te brengen. Indien het universum inclusief de mens veroorzaakt is niet die oorzaak de kenmerken hebben die we in het universum tegenkomen: iemand in plaats van iets, een wil. En zo komen we dichter en dichter bij het beeld dat wij hebben van de God, schepper van hemel en aarde, uit de joods-christelijke godsdienstige traditie, de God ook van ons katholieke geloof.
= onderbreking met muziek =
Wat we tot nu toe gedaan hebben is na een korte reflectie op het scheppingsgeloof, de weg gaan van de pure fysica van het universum, geholpen door redelijke argumenten uit de filosofie. En zo komen we dicht in de buurt bij een transcendente scheppende persoon die wij associëren met de God. van ons geloof. In de theologie is de beweging eerder omgekeerd. Daar houden we ons niet echt bezig met ingewikkelde natuurkundige vragen, maar met de God die zich in de natuur en in de mensengeschiedenis aan ons openbaart. Al in de schepping kunnen wij Gods hand zien, zijn vingerafdrukken. En in de paradijselijke toestand van het eerste echtpaar voor de zondeval is er totale harmonie tussen mens en God: geen haar op Adams hoofd zal aan Gods bestaan als schepper getwijfeld hebben. Door de zondeval is echter het zicht op God verduisterd en moet God de mens gaan zoeken: Adam, waar ben je? God openbaart zich aan de mens in de geschiedenis door de grote figuren als Abraham, Mozes, de profeten en uiteindelijk door als mens op aarde te verschijnen. De Kerk is zijn lichaam op aarde dat hem tegenwoordig stelt in de sacramenten en ons helpt zijn spreken in de bijbel en de traditie te verstaan. Die bijbel is geschreven in de taal van de tijd van de auteurs, met de natuurkundige en biologische kennis van die tijd. Het is dus dwaas in de bijbel via een al te letterlijke interpretatie een soort wetenschappelijk handboek te zoeken. Pas eeuwen na de bijbel is in het hart van de Kerk de moderne wetenschap geboren, die de mens meer in zicht zou geven in de beweging van de zon, de maan en de sterren, in de omvang van het universum, het begin, zijn eigenschappen. En die studies leiden in onze tijd tot een conclusie die niet te vermijden lijkt: de kosmos en alles wat daarin is, het leven en de mens, zij het product van een scheppende intelligente almachtige persoon, degene die wij christenen, met joden en islamieten God noemen.
Is daarmee ‘bewezen’ dat God de schepper van hemel en aard is? Nee! Er blijft altijd de stap van het geloof. Indien het ‘bewezen’ zou zijn, zouden u en ik niet meer vrij zijn om te geloven. En God wil door ons uit vrije wil bemind worden, niet omdat we er niet omheen kunnen. Je kan het als volgt zeggen. De natuurwetenschappen, waaronder de astronomie, zeggen ons dingen over de materiële werkelijkheid in ruimte en tijd, in ons universum. Bijvoorbeeld dat het universum een begin kent in de tijd. Daarmee stuit de natuurwetenschap op een grens die alleen nog met behulp van filosofisch reflectie te overschrijden is, de stap in de metafysica. Alleen de filosofie, dus ons helder nadenken, kan ons brengen tot de gedachte dat er een oorzaak van dat universum moet zijn, buiten tijd en ruimte. Dat is niet wetenschappelijk, maar ook niet onredelijk. En zo kunnen we uiteindelijk tot een soort godsidee komen via het redelijk denken. In een derde moment komen we tot geloof in God, de schepper van hemel en aarde. Hier gaat het om een geheimenisvolle beweging van ons hart, een geestelijke zekerheid die samenhangt met het feit dat de mens een geestelijk wezen is en uit die aard met God, die geest is, in verbinding kan staan. De mens kan God kennen en God laat zich aan de mens kennen. En zo volgt er dat moment dat de mens letterlijk of figuurlijk door de knieën gaat en zegt, met Thomas na de Verrijzenis: mijn Heer en mijn God. Dat is het moment van het geloof dat de theologie nader uitwerkt in een meer systematisch vorm van studie van dit godsgebeuren in het menselijk bestaan. We kunnen dus niet zeggen dat we bewezen hebben dat het heelal door God geschapen is. Wel kunnen we zeggen dat het redelijk is om te geloven dat God der schepper van de kosmos is of met de psalmist nog wat sterker: alleen de dwaas zegt ‘er is geen God.
Tot zover deze uitzending. Ik ontvang graag uw reacties, vragen of kritische opmerkingen op het e-mail adres dat wij hiervoor aangemaakt hebben: biofides@radiomaria.be. Indien u dat wenst stuur ik u de tekst van deze uitzending gratis toe. U kunt ook eens kijken op de wegsite www.biofides.be waar u onder audio ook eerdere uitzendingen bij Radio Maria Nederland én België terug kunt beluisteren. Daar kunt u ook ons werk steunen indien u dat wil. Ik denk u hartelijk voor uw aandacht en hoop u volgende maand, de eerste dinsdag van de maand, voor aan uw toestel te treffen!
Bronnen: