In een recent artikel in het Katholiek Nieuwsblad wordt de levensbeschouwelijke neutraliteit van de evolutietheorie ter discussie gesteld naar aanleiding van een uithaal van atheïstisch evolutiebioloog Richard Dawkins in een bijeenkomst in Washington. De gerenommeerde atheïst roept op om mensen die in de transsubstantiatie geloven, de verandering van brood en wijn in het Lichaam en Bloed van Christus tijdens de katholieke eucharistieviering, publiekelijk belachelijk te maken. Het blad stelt dat de oproep van Dawkins er op wijst dat de evolutietheorie die hij en zijn geestverwanten propageren levensbeschouwelijk niet neutraal zou zijn. Dit behoeft wat ons betreft toch enige verheldering en nuancering.
In de eerste plaats is het niet evident om de leer van de transsubstantiatie, waar niet alleen atheïsten maar ook protestantse christenen en veel weifelende katholieken, ja zelfs een aantal leerlingen van Jezus moeite mee hebben, in één adem te noemen met de leer van de evolutie. Natuurlijk is er in de verte wel een relatie tussen de twee en is het ongetwijfeld interessant deze te onderzoeken, maar hier gaat de redacteur van het Katholieke weekblad toch wel erg kort door de bocht.
Ten tweede is het niet zo evident te spreken van ‘de evolutietheorie’. Er bestaan namelijk vele varianten van deze theorie. Een werkbaar onderscheid is er te maken tussen de theorie die zegt dat er evolutie heeft plaatsgevonden bij het ontstaan en de ontwikkeling van het leven. Dat is een natuurwetenschappelijke theorie die veel aanhang heeft in de wetenschap en waaraan bijna niet getwijfeld wordt. Ook de Katholieke Kerk neemt deze theorie serieus en wijst er bij monde van Johannes Paulus II op dat er teveel aanwijzingen zijn uit diverse wetenschappen die op evolutie wijzen om het feit van evolutie naast ons neer te kunnen leggen. Een andere zaak is hoe de evolutie in zijn werk gaat of welke mechanismen daarbij een rol spelen. Daarover is er ook binnen de evolutiebiologie nog veel onduidelijk.
Een andere wezenlijk onderscheid is dat tussen theïstische en atheïstisch evolutietheorieën. Bij de eerste is evolutie de natuurlijke weg waarlangs de Schepper het leven heeft doen ontstaan en doen worden wat het nu is. Deze opvatting wordt versterkt door de waar te nemen gerichtheid in de evolutie, de complexiteit en doelgerichte werking van de levensvormen, de mens als biologische wezen met uitzonderlijke geestelijke capaciteiten en het bestaan van natuurwetten die toegankelijk zijn voor de menselijke intelligentie en beantwoorden aan de wetten van de logica. Al deze feiten wijzen op een logos, een intelligentie die aan de oorsprong staat van het fenomeen leven, er de drager van is en tegelijk het doel. Bij deze benadering wordt echter een streng onderscheid gemaakt tussen natuurlijke en bovennatuurlijke causaliteit en mogen die niet op een ondoorzichtige manier met elkaar vermengd worden. Dat is nogal eens het geval bij natuurwetenschappers die zich tot de Intelligent Design-beweging rekenen en zo metafysische causaliteit binnenbrengen in de natuurwetenschap, wat wetenschapsfilosofisch een doodzonde is. De natuurwetenschappen houden zich per definitie alleen met natuurlijke causaliteit bezig. ID is filosofie, christelijke filosofie zelfs, maar geen natuurwetenschap in eigenlijke zin.
Atheïstische evolutiebiologie gaat uit van het naturalisme als filosofische opvatting: er zou niets meer bestaan dan wat wij in de natuur waarnemen. Bovennatuur of metafysica zou niet aan de orde zijn. In die school bevindt zich een man als Dawkins. De vraag is echter hoe de kosmos en de levende natuur inclusief de intelligente, zelfbewuste en vrije mens redelijk te verklaren zijn op grond van een volstrekt redeloze en toevallige bestaande materie die zomaar uit het niets is ontstaan. Ook het feit zelf van biologische evolutie is dermate ‘wonderlijk’ te noemen, dat je je niet kan voorstellen dat het ‘zomaar’ zou plaatsvinden zonder dat het gewild en intelligent geleid wordt. De redelijkheid of logica lijkt ons tot de onvermijdelijke conclusie te voeren dat er zoiets of liever zo-Iemand als God bestaat. De psalmist had dit duizenden jare geleden al begrepen: ‘Alleen de dwaas zegt: Er is geen God’ (Ps 14,1).
Als we dus over ‘de evolutietheorie’ spreken, moeten we even goed nagaan waar we het over hebben. De indruk bestaat dat de redacteur van het KN de evolutietheorie per definitie als atheïstisch opvat. Anders zou hij geen link leggen tussen de atheïstische lasteraars van de transsubstantiatie die tevens de evolutietheorie promoten, wat er op zou wijzen dat deze biologische theorie levensbeschouwelijk ‘niet neutraal’ zou zijn. Maar de evolutietheorie is niet altijd atheïstisch. Om de vraag naar de ‘levensbeschouwelijke neutraliteit’ van de evolutietheorie te kunnen beantwoorden moeten we dus wel eerst nagaan over welke evolutietheorie we het hebben: die van Dawkins of de evolutietheorie die door Johannes Paulus II ‘meer dan een hypothese’ werd genoemd.
Als bioloog zeg ik dat de biologische theorie van de evolutie – en niet het paradigma dat onze agnostische tot atheïstische maatschappij ervan gemaakt heeft om haar op om het even welk denkterrein van toepassing te verklaren – levensbeschouwelijk wel degelijk ‘neutraal’ genoemd kan worden, zolang zij in strikte zin een biologische theorie is. Dat wil zeggen dat zij biologische feiten zoals het bestaan van fossielen, geologische aardlagen, manifeste tekenen van verwantschap op morfologisch maar ook op moleculair-genetisch vlak met elkaar in verband wil brengen binnen een samenvattende visie op het biologische leven en haar bestaan of evolutie in de tijd. Daarbij moeten we ons dan nog realiseren dat in de wetenschap een theorie zoiets is als een heersende opvatting die bijgesteld kan worden op grond van nieuwe bevindingen en in het ergste geval zelfs nog verworpen kan worden. Biologen die erg in de evolutietheorie geloven noemen evolutie nogal eens een ‘feit’, maar daarmee gaan ze buiten hun boekje: nog nooit is evolutie, met name macro-evolutie, het ontstaan van nieuwe soorten uit voorouders, waargenomen. Hun enthousiasme voor de theorie gaat dan met hen aan de loop. De evolutietheorie zoals wij die nu kennen, in strikte biologische zin, strijdt ook volgens de Kerk op geen enkel front met de Scheppingsleer van de joods-christelijke traditie, tenzij we blijven hangen in al te simplistische letterlijke interpretaties van duizenden jaren oude bijbelteksten over de schepping, een stijl van bijbel lezen die de huidige paus ook streng afwijst. Ook accepteert de Kerk geen evolutietheorie die zich baseert op een atheïstisch, naturalistisch wereldbeeld. Je kan van de Kerk niet verwachten dat zij het bestaan van God als Schepper ontkent.
Evolutie kan heel wel de weg zijn waarlangs de Schepper, die ook de Schepper van tijd en ruimte is, in een onmetelijk universum over miljoenen jaren het leven heeft doen aankomen bij wat het nu is. Voor Hem zijn miljoenen jaren als één dag. Daar kan zelfs toeval een rol bij gespeeld hebben, omdat God een bepaalde autonomie aan de schepping meegeeft, daarbij mogelijk anticiperend op de autonomie van de mens dank zij zijn vrije wil. Dat toeval in het universum een rol speelt is vanuit het scheppingsgeloof niet uitgesloten, noch toevallig! Wie kan de Schepper verbieden toeval in het universum toe te laten en toch die schepping tot haar doel te leiden? Het lijkt er op, volgens gezaghebbende katholieke denkers als Dominique Lambert en Jean-Michel Maldamé, dat we hier een sleutel hebben voor het begrijpen van de plaats van evolutie in het scheppingsplan. Maar het laatste woord is hierover nog niet gesproken of geschreven.
Maar nog blijf ik zitten met het begrip ‘levensbeschouwelijk neutraal’. Want ook alles wat wij hierboven schrijven is niet ‘levensbeschouwelijk neutraal’. Niets is ‘levensbeschouwelijk neutraal’, zou ik durven zeggen. Elk standpunt dat de mens inneemt is ergens op gebaseerd, een bepaalde visie op het leven, bepaalde uitgangspunten vanwaaruit wij denken en handelen. Zo is het standpunt dat wij innemen ten aanzien van de evolutietheorie gebaseerd op het denken en spreken van de Katholiek Kerk, niet omdat dat ‘neutraal’ zou zijn, maar omdat dat het meest redelijke standpunt lijkt te zijn dat men tegen de achtergrond van zowel de bijbelse en kerkelijke traditie, het leergezag van de Kerk én de moderne wetenschap in kan nemen. Neutraliteit lijkt ons een illusie. Ook geen mening hebben is een keuze. Daarom eindig ik met de conclusie dat geen enkele evolutietheorie levensbeschouwelijk neutraal is, de atheïstische van Dawkins net zo min als de theïstische van Johannes Paulus II.
Links: