In onze maandelijkse uitzending bij Radio Maria België gingen we het in oktober 2012 in op de relatie tussen ons geloof en de geneeskunst. We bezien de medische wetenschap tegen de achtergrond van de wetenschap in de westerse wereld in het algemeen, de filosofische uitgangspunten waarop wetenschap en dus ook de geneeskunst wordt bedreven en de plaats daarin van God, geloof, geest, de onsterfelijke ziel van de mens. Vervolgens bekijken we de zaak vanuit het geloof om te komen tot enkele gedachten over de medische ethiek. Ten slotte stellen we ons de vraag hoe wij vandaag in een wereld die leeft ‘alsof God niet bestaat’ opnieuw de geneeskunde in een gelovig kader kunnen beleven, geïnspireerd door het Jaar van het Geloof dat op handen is, en welke uitdaging er ligt in termen van ‘Nieuwe Evangelisatie’. Klik op ‘more’ om de uitzending te beluisteren en/of de tekst te downloaden. Uw reacties zijn welkom op biofides@gmail.com. Indien u ons werk steun, overweegt u dan een (periodieke) gift. Dank u!
[soundcloud url=”http://api.soundcloud.com/tracks/94457317″ params=”” width=” 100%” height=”166″ iframe=”true” /]
Tekst van de uitzending
INTRODUCTIE
Beste luisteraars van Radio Maria,
Blij u weer aan de radio of aan uw computer te treffen voor dit maandelijkse programma Biofides bij Radio Maria. Mijn naam is Vincent Kemme, oud-leraar biologie uit Nederland en nu werkend aan het apostolaat Biofides waarnaar dit programma is genoemd. Biofides is de samentrekking van biologie en geloof. In dit apostolaat willen we nagaan hoe biologische wetenschap en geloof, in het bijzonder het katholieke geloof, zich tot elkaar verhouden. Wij zijn allemaal biologische wezens, door ons lichaam, onze gezondheid, ons milieu en onze afstamming en de vraag is hoe we als biologische en tegelijk geestelijk wezens deze soms ver van elkaar liggende eindjes van ons bestaan – althans, zo beleven we dat soms – aan elkaar kunnen knopen. Zo hebben we het in het verleden gehad over evolutie en schepping, maar ook over het bestaan van God, bezien vanuit de wetenschap. Een andere uitzending sprak ik u over de kosmos en hoe we de inzichten die de wetenschap ons levert kunnen verenigen met ons bijbelse en kerkelijk geloof. Zijn die zaken met elkaar te verzoenen? U kunt die uitzendingen terugvinden op mijn website www.biofides.be, de tekst maar ook kunt u vaak de uitzending terugluisteren. En u kunt daar natuurlijk uw vragen en opmerkingen achter laten, reacties die ik graag van u ontvang om te weten wat er bij u aan vragen leeft. U kan dat ook al doen op een speciaal e-mail adres dat wij voor dit programma aangemaakt hebben en waar na de laatste uitzendingen al wat interessante vragen en opmerking op binnengekomen zijn. Dat adres luidt biofides@radiomaria.be.
Vandaag wilde ik het met u hebben over geloof en geneeskunde. Nu ben ik geen arts, zodat ik niet heel specialistisch of technisch ga worden. Maar Biofides heeft wel maken met de biologische en medische kant van het menselijk bestaan en staat in nauw contact met met katholieke artsen in België en Nederland om met hen mee te denken over hoe je vandaag als geneesheer vanuit je geloof de geneeskunst kunt beoefenen. Wij hebben daartoe niet alle wijsheid in pacht, maar menen wel wat gedachten met u te mogen delen die van waarde kunnen zijn voor iedereen die met de geneeskunst in aanraking komt . Dat betreft niet alleen artsen maar ook verpleegkundigen, apothekers en niet in de laatste plaats: patiënten! En dat zijn wij allemaal, op zijn tijd.
We gaan de relatie geloof en geneeskunde vandaag vanuit vier invalshoeken belichten:
vanuit de biomedische wetenschap
vanuit het christelijk geloof
vanuit de ethiek, het handelen van de mens
vanuit de nieuwe evangelisatie
1. DE WETENSCHAP
Laten we dus beginnen vanuit de wetenschap. De mens blijkt in hoge mate in staat te zijn dank zij de rede te begrijpen hoe de levende natuur, die van zijn omgeving en die van zijn eigen lichaam, in elkaar zit en werkt. De wetenschap ontdekt de wetmatigheid van de dingen in de natuur, in de kosmos, in de levenloze en levende materie op aarde en in ons eigen lichaam. Natuurlijk heeft de gezondheid van de mens de hoogste prioriteit bij de wetenschappelijke ontwikkelingen. Gezondheid is een groot goed en met het achterhalen van oorzaken van ziekten kan men veel goeds doen aan de lijdende mens.
Sinds de middeleeuwen heeft de mens grote vooruitgang geboekt in het begrijpen van vooral de fysica of natuurkunde. Daar gaat het vooral om feiten en wetmatigheden in de levenloze natuur. Voor de biologie moest men langer wachten, tot in de 19e eeuw, voordat deze echt tot een wetenschap werd in de moderne betekenis van het woord zou uitgroeien en met de biologie geldt dat ook voor de geneeskunst. Natuurlijk werden er vanuit de oudheid allerlei behandelingen bedacht om mensen van hun kwalen te genezen, maar deze waren nog niet verankerd in wat we de wetenschappelijke methode noemen: het onderzoeken van de werking van ons lichaam door verificatie volgens wetenschappelijke criteria. Pas met opkomst van die moderne wetenschap in de 19e en 20e eeuw ging de medische wetenschap beantwoorden aan deze eisen van wetenschappelijkheid. Daartoe droegen bij de ontdekking van de microscoop door Antonie van Leeuwenhoek, al in de 17e eeuw. Daardoor kon Louis Pasteur in de 19e eeuw de link leggen tussen het bestaan van micro-organismen en bepaalde ziekten. Door diezelfde microscoop ontdekte men ook dat de mens net als elk ander leven wezen opgebouwd is uit miljarden cellen, kleine eenheden van leven die tezamen weefsels en organen vormen. Steeds meer werd er duidelijk over de bouw van die cel en zijn werking. Ondertussen leerde men technieken om te desinfecteren en in de 20e eeuw ontdekte Alexander Flemming het penicilline waarmee bacteriële infecties bestreden konden worden. De Britse arts Edward Jenner ontdekte in de 19e eeuw de eerste mogelijkheden voor vaccinatie, gebruik makend van een verbeterd inzicht in het afweersysteem van de mens. Ook de geheimen van de erfelijkheid worden ontdekt, eerst door een monnik in Slowakije, Georg Mendel en later door de ontdekking van de erfelijke stof DNA in onze celkernen, waarvan de moleculaire structuur in 1953 werd vastgelegd door Watson en Crick. Nog later zou men in staat zijn – tegen het einde van de vorige eeuw – om de gehele erfelijke code van de mens en van tal van diersoorten in kaart te brengen. En zo zijn er nog tal van terreinen waarop de medische wetenschap grote ontwikkelingen door heeft gemaakt. Het is niet mijn bedoeling daarvan hier een overzicht te geven. Met het in vogelvlucht benoemen van deze ontwikkelingen wil ik ook de oudere – zogezegd – natuurlijke geneeswijzen of zelfs de ‘alternatieve’ geen tekort doen. De mens is een redelijk wezen, nieuwsgierig van aard om de wereld en de werking van zijn lichaam te begrijpen, inventief ook om oplossingen voor gezondheidsproblemen te bedenken. En onze geschiedenis getuigt daarvan.
Deze ontwikkelingen op het wetenschappelijk terrein kennen echter ook een schaduwkant. Wat namelijk blijkt is dat de wetenschap de neiging heeft om de mens nog slechts als een biologisch wezen te zien, hem daartoe te reduceren. Op dat moment zijn wij als patiënt nog slechts een biologisch object met een medisch- technisch probleem. Dan loopt de geneeskunst het gevaar zich teveel te beperken tot een wetenschappelijke techniek. Deze tendens is het gevolg van een overheersende filosofische stroming in de westerse maatschappij van de afgelopen eeuwen, die wel met termen als naturalisme, rationalisme, materialisme en positivisme wordt aangeduid. Het is een visie op de mens en op het leven, het gehele bestaan, die er van uit gaat dat er niets meer is dan dat wat we met onze ogen kunnen zien, met onze zintuigen kunnen waarnemen: de natuur. Het hoogste goed waarover de mens beschikt is volgens die visie de menselijke rede. Er is niets dat boven de menselijke rede uitgaat of deze overstijgt. De te onderzoeken realiteit is louter materieel van aard, levenloos danwel levend: dat maakt in wezen dan niet zoveel meer uit. Ook de mens is uiteindelijk niet meer dan levende materie en – nog steeds volgens deze opvatting die vrij populair is aan onze universiteiten – geen geestelijk wezen. Wat er in feite is gebeurd in de tweede helft van het vorige millennium is, dat vele filosofen, wetenschappers en ook medici een wereldbeeld hebben aangenomen waarin men God geen plaats weet te geven – de agnosten – of die het bestaan van elke vorm van bovennatuur, God, de geest of de menselijke ziel naar het rijk der fabelen hebben verwezen: de atheïsten. We maken dus een onderscheid tussen mensen die de vraag naar het hogere, naar de menselijke geest of naar God laten liggen, omdat ze er geen raad mee weten (de agnosten) en de mensen die op het standpunt staan dat er van bovennatuur, geest of God en ook leven na de dood geen sprake is (de atheïsten). Er is een soort schizofrenie of gespletenheid ontstaan, die maakt dat je aan de ene kant rationele wetenschappers hebt en aan de ander kant gelovigen die zogezegd ‘nog‘ in God geloven en denken dat je met bidden je problemen kan oplossen. Tenminste, zo denkt men in die kringen. Het positivisme in die kringen doet mensen geloven dat de wetenschap uiteindelijk alles kan verklaren en ons dus van al onze problemen kan bevrijden, als we haar maar even de tijd geven om de oorzaak van onze ziekten en de bijpassende therapieën te ontdekken. Ook wij katholieke christenen, onze katholieke artsen en verpleegkundigen, onze ziekenhuizen riskeren ten dele door deze opvattingen zich te laten meeslepen en een groter vertrouwen te hebben in de dokter dan in de pastoor, om het simpel te stellen, waarbij de dokter staat voor de moderne medische wetenschap en de pastoor voor de relatie met God, de Kerk en de sacramenten. Er wordt een beeld geschapen van oppositie, waar de mens zelf het slachtoffer van is. We spreken wel van een dualisme, waarin twee aspecten van de menselijke natuur, zijn lichaam en zijn geest, tegenover elkaar geplaatst worden, tegen elkaar uitgespeeld. En het gaat ons allen aan, want ook de patiënt, zijn familie, zijn vriendenkring en de gehele maatschappij hebben het moeilijk om niet alle hoop op de medische wetenschap te stellen om – indien deze faalt of gewoon niet meer kan doen op het allerlaatste moment de geestelijke kant van de mens te verzorgen door een kerkelijke begrafenis of nog slechts een gedicht en wat muziek in het crematorium als afscheid van de overledene. We zien dan ook meer mensen in onze klinieken dan in onze kerken en zelfs het aantal mensen dat nog kerkelijk begraven wil worden loopt terug. Daarmee stuiten we dan toch op de grenzen van de medische wetenschap: er zijn nog steeds ongeneeslijke ziekten en de trieste zekerheid van de lichamelijke dood zal de medische wetenschap nooit weg weten te nemen. Er moet dan toch iets anders aan te pas komen om de mens van dit trieste perspectief te verlossen en het zal u als luisteraar van Radio Maria niet verbazen dat we dan komen te spreken over het geloof. Hoe kunnen we vanuit ons geloof tegen de zieke maar te genezen mens aankijken?
Onderbreking met muziek
2. HET GELOOF
Vandaag hebben we het in het programma Biofides over geloof en geneeskunde. Nadat we gekeken hebben hoe we tegen de geneeskunde aan kunnen kijken vanuit de wetenschap willen we dat nu doen vanuit het geloof in God, in Jezus Christus en zijn Kerk. En dan blijkt dat we, om de ziekte mens naar waarde te kunnen schatten en de behandeling te kunnen geven waar hij recht op heeft, het nodig is een mensbeeld te hebben dat overeenkomst met de waarheid. Iedereen die naar zichzelf in de spiegel kijkt is weet dat hij of zij meer is dan een biologisch wezen. Wij zijn, om het in de taal van de Kerk te zeggen, een menselijke persoon, een twee-eenheid van lichaam en geest. Lichaam en geest zijn geen twee tegenover elkaar staande zaken, los van elkaar of zelfs elkaars vijand. Zij vormen tezamen de menselijke persoon. Ik heb dus geen lichaam, maar ik ben mijn lichaam, ook al ben ik meer dan mijn lichaam alleen1. Mijn lichaam is een essentieel onderdeel van mijn persoon. Niet voor niets zeggen wij dan ook tegen iemand die ons lichaam aanraakt zonder dat wij dat willen: raak mij niet aan (en niet : raak mijn lichaam niet aan). Dat verheft ons lichaam al tot een hoogte die het niet zou hebben als wij slechts een biologisch wezen waren, zonder de menselijke geest, louter biologisch materiaal. Wij bezitten een geest die ons ‘ik’ doet zeggen, die ons een identiteit geeft die niet verandert, ook al verandert mijn lichaam in de tijd. Wij weten van onszelf dat wij bestaan en bevragen onszelf en elkaar over de zin van het leven, ja ook van de ziekte, het lijden en de dood. De mens heeft zijn intelligentie, een hoog ontwikkelde taal om met eljaar ingewikkelde informatie uit te wisselen. En de mens bezit het vermogen God te kennen, met Hem te communiceren, in het gebed. Al deze zaken wijzen op de menselijke geest die hem in staat stelt zijn de lichamelijke dood te overleven. Met die lichamelijke dood is het niet afgelopen voor het lichaam. Door de verrijzenis van Jezus en zijn hemelvaart, door de tenhemelopneming van zijn moeder Maria en ook het wonder van de lichamen van sommige heiligen die niet vergaan na hun dood weten we dat niet alleen onze geest, maar ook ons lichaam voor de eeuwigheid bestemd is. St. Paulus onderricht ons dan ook in zijn eerste brief aan de Korinthiërs over de verrijzenis van ons lichaam dat in een verheerlijkte vorm deel zal hebben aan het eeuwig leven bij God, die ons naar zijn beeld en gelijkenis geschapen heeft, uit de aardse materie gevormd heeft. Ook Jezus menswording, het woord dat vlees geworden is getuigt van de grote eerbied die God zelf, voor ons lichaam heeft. Jezus die naar de aarde kwam – zo leert ons de evangelist, niet voor diegenen die gezond waren, maar diegenen die ziek waren. En er bestaat duidelijk een relatie tussen onze gezondheidstoestand en wat we het misbruik van de ons gegeven vrijheid kunnen noemen, de zonde. Wanneer Jezus een lamme zijn zonde vergeeft en men twijfelt aan zijn bevoegdheid om dat te doen – immers alleen God kan zonden vergeven – zegt Jezus, ‘Goed, dan zal Ik je tonen met wie je van doen hebt’ (vrij vertaald) en geneest hij de lamme ter plaatse van zijn handicap.
De mens is dus niet een biologisch wezen alleen, maar een persoon, een iemand, een twee-eenheid van geest en lichaam. Hij is dat ook niet op zijn eentje, maar in gemeenschap met andere personen, als man en vrouw in een huwelijk en als lid van een gemeenschap, de samenleving. De mens is relationeel. Een andere indeling van de mens die wel gehanteerd wordt is die van de zones van zijn wezen: lichaam, gevoel, verstand en geest. Gevoel en verstand zouden we de psyche kunnen noemen. We zien bij zo’n schematische indeling hoe ondeelbaar de mens is. Onze lichamelijke toestand, onze gevoelswereld, onze gedachtenwereld en ons geestelijk leven met God zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voor elk moet de nodige zorg zijn. Het is niet goed ons lichaam te verwaarlozen, maar ook onze gevoelens verdienen een plaats te krijgen in het geheel, zonder sentimenteel te worden. Onze gedachtenwereld kan ons, indien ernstig verstoord, letterlijk ziek maken en indien wij geen geestelijk leven hebben, geen gebedsleven, krijgt ons leven een minderwaardige status wat tot hopeloosheid en liefdeloosheid, zinloosheid en depressie kan leiden en zelfs tot fysieke klachten. God van zijn kant heeft zich in de geschiedenis getoond niet als slechts iemand ver weg achter de wolken, maar bij zijn menswording als Iemand die zelfs in staat is langs bovennatuurlijke weg genezing te kunnen brengen, getuige de vele wonderverhalen die we kennen uit het leven van Jezus, maar ook van dat van de heiligen, de getuigenissen in bedevaartplaatsen zoals Lourdes en ook door het eenvoudige maar ‘charismatische’, van Gods Geest vervulde, gebed van gewone gelovigen dat soms ‘bergen kan verzetten’. De Kerk biedt ons daarbij de heilzame werking van de sacramenten, ik denk met name hier aan de eucharistie de biecht en de ziekenzalving, waar Jezus ons zelf komt bezoeken in tastbare tekenen die hun werking niet zullen missen indien wij geloven. Persoonlijk heb ik in kringen waar intens gebeden werd vele emotionele, psychische en zelfs lichamelijke genezingen mogen meemaken. Maar in eerste instantie zal – zeker bij ons in het westen – de genezing ons aangeboden door de handen van artsen die ons met de door de wetenschap hen geschonken kennis terzijde kunnen staan, waar bij ik niet alleen denk aan de geneeskunde op lichamelijk terrein, maar ook aan die van de psyche. In het rijke westen, want het is opvallend dat bijvoorbeeld in het veel armere Latijns Amerika en Afrika, waar de geneeskundige zorg niet zomaar voor iedereen op elk moment toegankelijk is, het aantal getuigenissen van wonderbare genezingen door gebed, gewoon inde parochie, veel groter is dan bij ons. Mensen die dat van nabij hebben ondervonden hebben mij dat meer dan eens doen verstaan.
Met de komst van het christendom in Europa als vervulling van het joods geloof heeft de mensheid ontdekt dat de natuur en ons lichaam goed geschapen zijn. Zonder dat geloof zou de wetenschap, ook de medische wetenschap, niet hebben kunnen ontstaan, want wie gaat een levende natuur onderzoeken die in zich niet betrouwbaar in elkaar zit, niet zou beantwoorden aan de wetten die een goddelijke schepper zelf geschreven heeft? De wetenschap – indien goed beoefend – is dus een geschenk van God die de mens de rede heeft geschonken om zijn schepping te doorgronden. Daarmee stelt God zelf ons in staat om kwalen te behandelen en te genezen door de handen van artsen en in de mate dat God dat wil. De wetenschap kent – als het goed is – echter haar grenzen en stelt zich niet op de plaats van God, ziet zichzelf niet als het hoogste goed. Zij beseft dat er ene hogere instantie is die uiteindelijk over leven, lijden en sterven beschikt. Soms staat God lichamelijk of geestelijk lijden toe zoals bij Job en heeft dat een diepere zin. Wij worden uitgenodigd dat te aanvaarden en aan Jezus’ lijden voor onze wereld het onze te voegen. We kunnen dan ons lijden met het zijne verenigen waardoor het heilzaam kan zijn voor anderen. Van fundamenteel belang is het om te begrijpen dat er geen conflict tussen geloof en medische wetenschap kan bestaan, indien beide in hun streven elkaars terrein respecteren en elkaar aanvullen, wetend dat God als schepper boven de geneeskunde staat en de geneeskunde er niet zou zijn indien er geen schepping was. Het geloof dat wij hechten aan de medische wetenschap wordt, als het goed is, geen ontkenning van ons Godsvertrouwen, maar een weg waarlangs we ons godsvertrouwen uit kunnen drukken. En de geneeskunst weet zich een instrument in Gods hand, beseffend dat zij beperkt is in haar mogelijkheden en ook morele grenzen heeft te respecteren.
Wat heeft dit voor gevolgen voor de geneeskunde? Dat betekent dat zij de mens nooit mag reduceren tot een biologisch wezen. De waardigheid van de menselijke persoon – zo zegt de Kerk ons bij herhaling – dient altijd gerespecteerd worden, naar lichaam en geest en ook in de context van zijn familie en sociale omgeving. De geneeskunde kan als biologische wetenschap niet anders dan een gezondheidsprobleem terugbrengen, reduceren, tot die éne factor die als oorzaak van de kwaal kan gelden en waar men een therapie voor uitschrijft. Dat is eigen aan de wetenschappelijke methode en ook de kracht van de wetenschap. Maar daarmee mag niet de gehele patiënt gereduceerd worden tot dat éne bio-medische probleem. Dat heeft grote gevolgen voor de houding van artsen en verpleegkundigen ten opzichte van de patiënt, van de patiënt ten opzichte van zichzelf en voor de houding van de familie en omgeving ten opzichte van de patiënt. Er is geen situatie denkbaar waarbij de patiënt hetzij door zichzelf, hetzij door zijn omgeving tot een medisch probleem gereduceerd mag worden. Onder elke omstandigheid en in elke levensfase dient de patiënt de volledige waardigheid van de menselijke persoon te behouden. De menselijke natuur zelf, onze geestelijke vermogens, geven immers alle reden om te geloven dat er naast een lichamelijke nog zoiets is als een geestelijke conditie en dat die twee volledig met elkaar verbonden zijn tot één geheel.
Onderbreking met muziek
3. ETHIEK
Welke gevolgen heeft dit voor de medische ethiek? Dit is de nadere beschouwing van het handelen van de mens in de gezondheidszorg. In feite zijn deze gevolgen al getrokken in het bovenstaande. Zuiver wetenschappelijk is er geen reden om een menselijk wezen in welk stadium dan ook, in welke toestand van zijn bestaan ook te beroven van zijn menselijke waardigheid. De knelpunten in onze tijd zijn bekend: het leven in de prilste stadia van de ontwikkeling als ook die in de terminale fase staat onder druk. De reden is het reductionisme, het materialisme waarover ik gesproken heb, dat neigt de mens als een toevallig bestaand biologisch object te zien dat toch een keer ik het niets zal verdwijnen en niet als een door God gewild en geliefde twee-eenheid van geest en lichaam met een eeuwigheidsbestemming. Daarmee verlaagt onze tijd de mens tot een dier of zelfs een plant (wanneer die mens zogezegd in vegetatieve staat in een ziekenhuisbed ligt. Paradoxaal genoeg neigt onze tijd ertoe enorm belang te hechten aan de bescherming van bedreigde diersoorten of van dieren die in dieronwaardige condities moeten leven of mishandeld worden. Mensen die ‘s nachts de kooien van nertzfokkerijen open zetten om de dieren te laten ontsnappen hebben geen bezwaar tegen euthanasie. De mens die slechts een biologisch object is, niet meer dan een relatief slim dier, kan zo gemakkelijk het slachtoffer worden van een cultuur waar de dood als oplossing kan gelden voor een probleem, alsof het dieren of planten betreft. Wij menen immers dat er geen wezenlijk verschil is tussen mens en dier. Indien het leven ongewenst is of nog voor de geboorte gehandicapt blijkt en wij er niet de waardigheid van de menselijke persoon aan toekennen, dan ligt het voor de hand dat wij ons van dat leven ontdoen.
In werkelijkheid is er echter geen enkele goede reden om een menselijke vrucht, al dan behept met een erfelijke aandoening niet als menselijke persoon te behandelen. Alle redeneringen die men graag hanteert om aan te tonen dat er nog geen sprake zou zijn van een menselijke persoon steunen op wankele fundamenten. Alleen al uit voorzichtigheid kan let ertoe besluiten de menselijk vrucht als volwaardige menselijke persoon te behandelen, omdat men immers onmogelijk kan bewijzen dat die vrucht, hoe klein of gehandicapt ook, dat niet zou zijn.
Zo zijn we er ook toe overgegaan om in steeds meer situaties van ‘uitzichtloze menselijk lijden’ de de mens reduceren tot een biologisch wezen dat men kan doden, zonder daarbij de geestelijke toekomst voor het aanschijn van God in ogenschouw te nemen. Zonder die geestelijke dimensie rest slechts mijn lichaam dat afziet en toch een keer zal sterven. Geen wonder dat men er dan toe overgaat dat proces een beetje te helpen.
Ook de menselijke vruchtbaarheid wordt in onze cultuur zuiver medisch-technologisch benaderd. Door de contraceptie is er een scheiding aangebracht tussen liefdesbeleving en vruchtbaarheid, waardoor enerzijds op het terrein van de liefde alles mogelijk en geoorloofd lijkt te zijn. Anderzijds is de vruchtbaarheid nog slechts een medisch-biologisch fenomeen, die geblokkeerd mag worden wanneer we geen kinderen willen. Tegelijk zijn alle middelen geoorloofd acht om een kinderwens in vervulling te laten geen, ook die middelen die het kind de vrucht maken van een laboratoriumhandeling in plaats van een liefdesdaad en waarbij dan ook nog overtollige embryo’s in koelkasten achterblijven. Door deze zuiver materialistische medische begeleiding van de vruchtbaarheid haalt men de mens omlaag en verlaagt men hem tot biologisch materiaal, beroofd men helm van zijn persoonlijke waardigheid.
De consequentie van persoon zijn, geschapen naar Gods beeld, is dat elke mens waardevol is in zich en nooit geïnstrumentaliseerd zou moeten worden, dus niet als middel zou moeten dienen om een ander doel dan het welzijn van die mens zelf na te streven. Een voorbeeld daarvan is het kind dat wordt verwekt om als medicijn, als leverancier van stamcellen te dienen voor een broertje met een ernstige ziekte, de zg. designer baby. Iedere mens, ieder kind zou gewild moeten zijn om zichzelf. Wat zij de psychische gevolgen voor een kind dat weet dat hij niet om zichzelf maar om zijn broertje of zusje verwekt is?
Wat medisch-ethisch verantwoord is zouden wij normaal gezien met ons verstand kunnen beredeneren. We spreken dan over de natuurwet, dat is een wetmatigheid die in het hart van mensen besloten ligt en die hem zegt wat wel en niet goed is voor de mens. Strikt genomen heb je daar geen godsdienst voor nodig. Die natuurwet heeft wel zijn oorspring in God, omdat God de schepper is van die natuurlijke orde. Maar de wetmatigheid die God in die schepping gelegd heeft leidt, indien deze gerespecteerd wordt tot datgene wat werkelijk goed is voor de mens. Maar hoe het ook zij: de ethiek is er niet om mensen regeltjes op te leggen of zijn vrijheid in te perken. De ethiek is veeleer de kunst van het beredeneerd streven naar dat wat werkelijk heilzaam is voor de mens, alle mensen, elke mens in elk stadium van zijn leven, of deze ethiek nu vanuit de godsdienst gemotiveerd wordt of op grond van de menselijke rede alleen. We blijken echter de godsdienst niet te kunnen missen om tot die werkelijk heilzame ethiek te kunnen besluiten. De godsdienst biedt ons extra inzichten, door de verlichting van onze geest, laar ook doordat het geloof ons de kracht geeft, de innerlijke aandrang om het goede te doen en het kwade te laten. Het geloof openbaart ons ook waarheden omtrent God, de schepping en de mens die voor ons beperkte verstand niet toegankelijk zijn.
Onderbreking met muziek
4. JAAR VAN HET GELOOF EN NIEUWE EVANGELISATIE
Hoe kunnen we in deze cultuur, die door Johannes Paulus II de cultuur van de dood werd genoemd, als gelovige omgaan met de geneeskunde? We kunnen van alles doen, maar laten we meteen naar de kern van de zaak gaan. Naar mijn overtuiging gaat het er om opnieuw de waarheid omtrent het leven ontdekken? Strikt genomen zouden we dat met ons gezonde verstand moeten kunnen bereiken door op een redelijke manier over de menselijke persoon in welke lichamelijke of psychische conditie ook te denken, Maar het is niet de eerste keer inde geschiedenis van de mensheid dat er ‘licht van boven’ voor nodig is om die waarheid weer in te zien. Dat licht kan slechts komen van God die de wereld, de natuur, het leven en de mens geschapen heeft. Het is ondenkbaar dat de kosmos, het biologische leven en dat van de mens ‘zomaar’ toevallig uit een redeloos niets zou zijn ontstaan. De doelmatigheid in de natuur, het vernuft waarmee wij gemaakt zijn, de unieke geestelijke kwaliteit van de mens én de openbaring die wij van God zelf ontvangen hebben in de Heilige Schrift en de traditie van de Kerk verraden dat wij met een schepping van doen hebben en een Schepper die ons naar zijn beeld heeft willen scheppen, als redelijke personen die Hij lief kan hebben en die elkaar en zichzelf lief kunnen hebben. Dat er het drama van het kwaad, de ziekte, het lijden en de dood is, kunnen wij vanuit de openbaring die God ons geeft beter plaatsen, zeker als wij zien dat Hij zélf daarvoor dé oplossing aanreikt in de persoon van Jezus, zijn lijden, sterven en verrijzenis, de uitstorting van de Geest en de het leven van de Kerk. Dat God ons bezoekt om te genezen en ons de geneeskunde schenkt om ons te laten verzorgen past volledig in de lijn van de God die liefde is en het beste voor zijn schepselen wil, hier op aarde en in de eeuwigheid bij Hem. Dus moeten wij ons geloof weer herontdekken en de geneeskunde, net als elk ander domein van ons menselijk bestaan terug plaatsen binnen het kader van het geloof en het plan van God met de mens. Dat betekent dat elke werker in de gezondheidszorg, maar ook elke patiënt en elke persoon uit diens omgeving die herontdekking zou moeten doen: ontdekken dat God bestaat en van ons houdt. Dat kan elke arts, verpleegster, patiënt en iedereen doen door – voor zover dat het geval is – te stoppen met leven alsof God niet bestaat, zoals Johannes Paulus II het graag zei. Door ons hart en ons verstand, onze geest te openen voor zijn levende en heilzame tegenwoordigheid in ons bestaan. We kunnen dat doen door ons gebed opnieuw vorm te geven en geen dag voorbij te laten gaan zonder ons met God in verbinding te stellen. Vervolgens zouden we waar nodig onze kerkelijke en sacramentele praktijk weer op kunnen nemen, door die zondagse mis niet in te ruilen voor de renfiets of ons zeiljacht, door niet net te doen alsof ons niets te verwijten valt in het leven en dus de biecht te herontdekken als een plaats om de zaken recht te zetten voor God en in vergeven toestand opnieuw te beginnen. Een andere noodzakelijke voorwaarde is dat wij, arts of patiënt, apotheker of verpleegster, ons geloof weer leren kennen en zo nodig ons er in laten vormen. Wij zouden de bijbel en de catechismus van de katholieke kerk met regelmaat open moeten slaan om ons beeld van God en van de werkelijkheid van ons leven te herstellen, een beeld dat nu misschien vooral door de media en de publieke opinie wordt gevormd. De Kerk is op aarde de meest betrouwbare instantie om antwoord te krijgen op de vraag wat werkelijk goed is voor de mens of anders gezegd: ‘wat God er van vindt’. Dat is niet iets wat wij zelf subjectief kunnen bepalen. Dat is iets dat je door specialisten laat uitzoeken, die verstand hebben van de openbaring en een minder tijdgebonden en door lokale omstandigheden bepaalde visie op de mensheid hebben, een instantie die expert is in menselijkheid2. We zouden ons kunnen verdiepen in de redenen waarom de Kerk in ethische zaken bepaalde standpunten heeft ingenomen, niet voordat zij daarbij de beste medici, ethici, filosofen en theologen in de wereld heeft geconsulteerd. Naast de bijbelse openbaring en de christelijke traditie is het het leergezag van de Kerk dat ons helpt om door de medisch-ethische bomen het bos te zien. Dat vraagt een bepaalde nederigheid van de arts en de wetenschapper, maar daarbij hoeft hij niet zijn verstand op nul te zetten. De Kerk hanteert immers het criterium van de redelijkheid om tot haar uitspreken te komen. Het is dus niet een lokale universiteit die uitmaakt wat uiteindelijk objectief goed en kwaad is, of de wetenschappelijke of medische gemeenschap zelf. De wetenschap kan door onderzoek bepalen wat is, maar niet wat hoort te zijn3. God, Zijn zoon Jezus Christus, heeft het zo voorzien dat er op aarde een instantie is die ons met grote zekerheid handreikingen kan geven over waar we bijvoorbeeld in de geneeskunde ons aan te houden hebben, niet ‘omdat de paus het zegt’ of om hem naar de ogen te zien, maar omdat de Kerk aantoonbaar redelijk is in het zoeken van de religieuze, filosofische en morele waarheid, gericht op het welzijn van de integrale mens: alle mensen, elke mens in iedere fase van zijn leven, de gehele mensheid. Het jaar van het geloof dat op 11 oktober begint en duurt tot 24 november 2013 vormt een prachtige aanleiding om ons een grondig te herbezinnen op wat wij geloven, en hoe wij de relatie geloof en geneeskunde kunnen zien.
Toen ik als bioloog tijdens mijn studie biologie ontdekte dat God bestaat en van mij houdt – ik heb daar ooit bij Radio Maria over verteld en u kunt dat interview op mijn website www.biofides.be onder ‘audio’ terugvinden, en toen ik later door studie de wonderlijk samenhang van biologische wetenschap, theologische waarheid op basis van de openbaring, de redelijkheid ofwel de filosofie waar de twee elkaar in harmonie kunnen ontmoeten en de opnieuw redelijke ethische conclusies die ik uit deze ontmoeting zag voortvloeien, toen was het – niet één keer maar vele maken – als een nieuw Pinksteren dat over mij kwam, een vreugde om de waarheid die zich in liefde aan mij meedeelde en die de waarheid van ons geloof is. En iets dat waarheid in liefde is, liefde in waarheid, aangevuld met de vreugde, dat is iets dat je met anderen wil delen. Dat is niet alleen een spontaan willen delen, maar het blijkt een zending te zijn die Christus ook aan zijn apostelen meegaf. God wil niet dat wij het goede dat Hij ons in geloof én in de geneeskunde aanreikt voor onszelf houden. Daarmee is de geneeskunde ook een plaats van nieuwe evangelisatie in een westelijke wereld die zijn christelijke identiteit kwijtgeraakt lijkt te zijn. Men weet niet meer waarin te geloven en wat rest is een maatschappij waarin relativisme en subjectivisme de dienst uitmaken en mensen dreigt tegen elkaar op te zetten. In het relativisme kan alles waar zijn, ook op moreel gebied; in het subjectivisme maakt iedereen zijn eigen waarheid en bepaalt iedereen voor zich wat goed en kwaad is. Daarbij verliezen de zwakken het al snel van de sterken. De kwetsbare mens wordt concreet bedreigt in zijn bestaan: de ongeborene, de gehandicapte, de terminale patiënt. In die wereld zit men niet te wachten op moraalridders,die met een opgeheven vinger wijzen naar wat er allemaal gebeurt. Veeleer denkt de Kerk dat er in die wereld een nieuwe evangelisatie nodig is: dé grote uitdaging op waar we voor staan om mensen in de zorg en in elk segment van de westerse maatschappij opnieuw te laten ontdekken hoezeer zij geliefd zijn door God, hoezeer ze beeld van Hem zijn in hun menselijke persoon, hoezeer je respect hebt en ontvangt om je persoonlijke waardigheid, ook of zelfs juist als je ziek bent en lijdt. Het is ook in een opnieuw geëvangeliseerde maatschappij dat er voor de gehele mens plaats is, naar lichaam en geest, en voor elke mens, hoe kwetsbaar ook. God bezoekt ons in ons geloof en in de geneeskunst: de twee liggen volledig in elkaar verlengde en er kan slechts een conflict zijn indien aan de ene of andere kant van het spectrum denkfouten worden gemaakt, als zou God niet bestaan of alsof de medische wetenschap ‘slecht’ zou zijn. Voor beide misvattingen moeten wij ons hoeden.
BESLUIT
Biofides wil een steentje bijdragen aan deze nieuwe evangelisatie, deze verkondiging van het evangelie van het leven. Radio Maria stelt mij in staat om iets van dit evangelie van het leven te verkondigen. We zullen in de toekomst mogelijk nog dieper ingaan op de bio-ethische kanten van ons bestaan, omdat daar een grote urgentie is in onze cultuur. Nog dit jaar in november zal Biofides daartoe een congres van de Europese Katholieke Artsenorganisatie FEAMC in Rome bijwonen, waar geneesheren uit heel Europa bij elkaar komen om over bio-ethiek in het christelijke Europa te spreken. Ook geeft Biofides dit najaar een tweede nieuwsbrief uit die u eventueel kunt opvragen op het e-mail adres waar u ook u vragen en reacties kwijt kan: biofides@radiomaria.be. Graag laat ik me ook uitnodigen om eens bij u in de parochie, gemeenschap, de school, een zorginstelling of vereniging te komen spreken over een thema van uw keuze. En u kunt op de website www.biofides.be terecht voor nadere informatie.
Ik denk u hartelijk voor uw aandacht.