Een bijzonder boek werd ons onder de aandacht gebracht van een Amerikaanse psychiater, Mark Wolynn, die op basis van nieuwe inzichten een benadering van familietrauma’s voorstelt die ons interessant lijkt met u te delen.
In alle families kom je wel enigerlei vorm van trauma tegen. Oorlogservaringen, zelfmoord in de familie, familieleden die in de gevangenis hebben gezeten, het verlies van een kind of partner bij een zwaar ongeval, etc. Die ervaringen laten hun sporen in ons na en kunnen zelfs aanleiding zijn tot problemen als angstklachten, depressie, dwanggedachten en ook lichamelijke klachten. Wat nieuw is in de behandeling door Mark Wolynn van dit onderwerp bij mensen die met klachten bij hem komen, is dat hij nieuw wetenschappelijke inzichten presenteert en toepast die er op wijzen dat deze traumatische ervaringen overgeërfd blijken te kunnen worden. Tot op heden dachten we vaak dat die problemen bij onszelf hun oorzaak vonden, bij een traumatische ervaring in ons eigen leven, maar Wolynn zegt, “Het begint niet bij jou”! Zijn boek heet dan ook “It didn’t start with you”.
Hij beschrijft hoe hij zelf in allerlei problemen belandde, zijn gezichtsvermogen bijna verloor en via omzwervingen teruggestuurd werd naar zijn ouders om daar, bij traumatische gebeurtenissen in de vorige generatie, de oorzaak van zijn problemen te vinden. En in veel gevallen moet men nog een of twee generaties verder terug gaan. Blijkbaar zijn er mechanismen die de gevolgen van traumatische ervaringen over doen gaan op de volgende generatie, waardoor mensen uit die generatie met problemen rondlopen, waarvan ze de oorzaak bij zichzelf onmogelijk kunnen vinden.
Eén van die mechanismen is voor de bioloog bijzonder interessant: dat betreft de epigenetica. Vroeger dachten we dat erfelijke eigenschappen slechts door het DNA, het erfelijk materiaal in onze celkernen doorgegeven werden. Maar de afgelopen decennia is er steeds meer duidelijk geworden over de rol van stoffen ‘rond’ het DNA die bepalen welke delen van ons erfelijk materiaal wel en niet tot uitdrukking komen, de zg. genexpressie. Die kan beïnvloed worden door omgevingsfactoren én overgaan op he nageslacht! Traumatische ervaringen kunnen zo een effect hebben op de manier waarop ons erfelijk materiaal wordt afgelezen en daarmee op onze stofwisseling en lichamelijke conditie, én die van onze kinderen. En dat staat weer rechtstreeks in verbinding, via hormonen en stoffen die in ons zenuwstelsel werkzaam zijn (neurotransmitters), die onze gemoedstoestand, onze psychologie bepalen. Het nieuwe van de epigenetica van de laatste decennia is dat – anders dan tot dan toe gedacht werd – ook deze ‘verworven eigenschappen’ van een organisme overgeërfd kunnen worden, de epigenetische eigenschappen dus, niet alleen de genetische eigenschappen vervat in het DNA. Zo kan het dus zijn dat een trauma door het effect ervan op de fysiologie van de persoon die het heeft ondergaan doorgegeven wordt op zijn of haar nageslacht.
Door dit te achterhalen kan de persoon die met klachten rondloopt een beter inzicht krijgen in wat er in zijn familie aanleiding gegeven heeft tot bepaalde problemen om ‘verlost’ te zijn van de gedachte dat het van hem- of haarzelf komt. Dat kan al een grote verlichting geven. Maar het goede nieuws is ook dat tijdens ons leven we door positieve ervaringen we die genexpressie in ons lichaam gunstig kunnen beïnvloeden, langs epigenetische weg: ons welbevinden heeft een gunstig effect op de wijze waarop gunstige erfelijke eigenschappen tot uitdrukking komen, maar ook die van onze kinderen! Zo is het dus mogelijk om de draad van overerving van trauma’s in de familie te doorbreken!
Een andere weg waarlangs trauma’s doorgegeven worden over de generaties is die van de taal. Daarom gaat Wolynn met zijn patiënten op zoek naar ‘kerntaal’ (core language) die in de familie gebruikelijk is en die revelerend kan zijn omtrent wat er in het verleden, in vorige generaties, is gebeurd. Door die taal te detecteren en er het verhaal achter te begrijpen kan er toe besloten worden om die taal om te buigen naar iets positiefs, waardoor ook langs dit kanaal trauma’s hun weg niet zullen weten te vinden naar ons nageslacht. In zijn boek voegt hij dan ook lijsten met vragen toe, die de lezer al kunnen helpen op onderzoek te gaan naar wat er in zijn of haar familie voor ‘kerntaal’ bestaat en wat er dus gespeeld heeft.
Vanuit gelovig perspectief lijken ons de inzichten van Wolynn alleen maar een verrijking te zijn. Als gelovige ben je sowieso blij als wetenschap vooruitgang boekt, want dat betekent: een dieper inzicht in de werking der natuur en een groter vermogen om de mensheid met die inzichten te dienen. Het geloof biedt daarbovenop nog een extra laag aan van het te boven komen van trauma’s: door langdurig gebed, een intens sacramenteel leven en goede geestelijke begeleiding, welke reële genezing van trauma’s kunnen bewerkstelligen. De ongelovige zou er goed aan doen om die dimensie van genezing trauma’s niet naast zich neer te leggen, maar een reële kans te geven… God een kans te geven. Daartoe bestaan er retraites voor innerlijke genezing en gespecialiseerde geestelijke begeleiding.
Maar de geestelijke route mag nooit de biologische en psychologische inzichten veronachtzamen om te belanden in een soort van ‘sola gracia‘-denken, ‘alleen genade’: een visie op het menselijke geloofsleven die de katholieke geloofstraditie heeft afgewezen. Ook mag men genade en natuur niet zomaar met elkaar verwarren: het zijn twee te onderscheiden (maar niet te scheiden) aspecten van ons bestaan. Het gaat steeds om natuur én genade. De genade vervolmaakt, completeert, de natuurlijke genezingsprocessen en kan in sommige gevallen zelfs het onmogelijke mogelijk maken. Want wonderen bestaan en voor God is niets onmogelijk. Maar normaal gezien zal God zich van natuurlijke geneeswijzen bedienen, inclusief die van de moderne geneeskunde en de psychiatrie. Dus het geestelijke mag de psyche en de biologie van de mens niet veronachtzamen.
De benadering van Wolynn lijkt ons wetenschappelijk betrouwbaar, en om die reden alleen al verenigbaar met het geloof. En het kan mensen die in het geestelijke hun heil zoeken behulpzaam zijn en er voor hoeden dat ze het ‘slechts’ van het geestelijke verwachten. Het christelijk geloof is een ‘geïncarneerd’ geloof omdat God in Jezus de menselijke gedaante heeft aangenomen en op aarde rondgelopen heeft, met alle geneugten en ongemakken die daarbij komen. Waarom zouden wij dan voortschrijdend wetenschappelijk inzicht niet dankbaar aanvaarden om ons van onze trauma’s te bevrijden?
Vincent Kemme
Info: https://markwolynn.com/
Het boek is ook in Nederlanden Vlaanderen bij de meeste online winkels te koop.