‘Geknackte’ biologie rond geslacht en de gender

Van meerdere kanten werd mij deze week een artikel in het Vlaamse weekblad ‘Knack’, van 23 maart jl., toegestuurd, van de hand van Charlotte Goeyers, evolutie- en gedragsbiologe, wetenschapsjournaliste en doctoraatsstudente(1). Daarin betoogt zij, naar aanleiding van in haar ogen te simplistische uitspraken over een Vlaams politicus van ‘rechtse’ signatuur, dat geslacht “vele malen complexer is dan enkel X en Y”. Het zou niet waar zijn, aldus de biologe, dat “enkel het drieëntwintigste chromosomenpaar, namelijk de XX- en XY-chromosomen, het geslacht bepaalt”.

Gender

Vrouwen hebben een dubbel X-chromosoom in hun cellen en mannen zowel een X- als een  Y- chromosoom, zo geeft mevrouw Goeyers toe. Maar geslacht is “een ingewikkeld samenspel tussen onder andere genetica, hormonen, brein, lichaam en omgeving”, meent ze. Biologen zijn er vandaag nog niet helemaal in geslaagd om alle geheimen achter ons geslacht en gender te ontrafelen. Gender? Is gender dat een biologisch begrip? Volgens mevrouw Goeyers is het XY-verhaal een simplificatie, goed voor leerlingen aan een middelbare school extreemrechtse politici. Ze onderscheidt drie soorten van ‘biologisch geslacht’: chromosomaal (of genetisch), gonadaal (betreffende de zgn. geslachtsklieren: eierstokken en zaadballen), en fenotypisch geslacht (uiterlijke verschijningsvorm). Maar dat is niet alles: biologen onderscheiden – volgens mevrouw Goeyers – ook nog ‘gender’: de manier waarop iemand zijn of haar geslacht waarneemt, onafhankelijk van het biologisch geslacht. Maar ook dat is nog niet complex genoeg: bovenop dat alles heb je ook nog de seksuele oriëntatie!

Anomalieën

Er volgen een aantal voorbeelden waarbij “geslacht en gender niet altijd met elkaar overeenkomen”. Mensen met het symptoom van Klinefelder, of het syndroom van Turner, of mensen met congenitale bijnierschors-hyperplasie, meisjes met het Adrenogenitaal syndroom (AGS) of mensen met het adrogeen-overgevoeligeidssyndroom. Keurig legt ze in kort bestek uit waar deze condities op terug te voeren zijn: genetische en/of fysiologische oorzaken die bekend zijn in de wetenschappelijk literatuur, condities die gemakkelijk te vinden zijn op het internet. Wat onze biologe daarmee aantoont, maar ze vergeet te melden, is dat dit biologische anomalieën zijn, ‘afwijkingen’, ‘syndromen’ zoals de naam vaak al aangeeft, en geen normale natuurlijke condities. Dat wordt bevestigd op elke website van een zichzelf respecterend ziekenhuis die deze aandoeningen beschrijft én tracht te remediëren. Deze anomalieën in de geslachtelijkheid van een heel klein percentage van de mensheid kunnen op geen enkele manier een argument vormen voor een wezenlijk complexere realiteit dan alleen X- en Y-chromosomen die een mens tot ‘man’ of vrouw’ maken. Kinderen met een derde chromosoom 21 (Trisomie 21 of Down-syndroom) worden duidelijk niet ervaren als normale kinderen en mogen om die reden meestal zelfs niet eens geboren worden! Hier ‘knackt’ de biologie van onze doctoraatsstudente haast hoorbaar… 

Seksuele differentiatie 

Er volgt een betoog over ‘de vorming van geslacht en gender’ dat ‘start met het proces van seksuele differentiatie’, ‘de ontwikkeling van biologische geslachtsverschillen bij mensen’. Mevrouw Goeyers onderscheidt drie momenten, al in de baarmoeder: de bevruchting, ‘de eerste tekenen van seksuele differentiatie na zes weken’, en de ‘seksuele differentiatie in de hersenen’. Ze ziet in dat bij de bevruchting de chromosomen het geslacht bepalen (genetisch of chromosomaal geslacht) en dat het genen zijn die na die zes weken maken dat de geslachtsklieren zich richting eierstokken of zaadballen gaan ontwikkelen: het gonadale geslacht. Die ‘gonaden’ gaan inderdaad als hormoonklieren werken (naast de productie van ei- en zaadcellen) om langs hormonale weg ons aan onze secundaire geslachtskenmerken te helpen: beharing, lichaamsvormen, stem, etc. Ook de hersenen ontkomen niet aan hormonale beïnvloeding zodat ons brein, ook volgens mevrouw Goeyers,‘mannelijk’ dan wel ‘vrouwelijke’ kenmerken heeft. 

Genderidentiteit

Maar daar zou dan ook opeens je ‘genderidentiteit’ ontstaan alsof ‘identiteit’ ook een biologisch begrip is: de manier waarop je je geslacht (subjectief) ‘ervaart’. En die kan, zo betoogt ze, wel eens verschillen van je ‘biologisch geslacht’. Daar zou ook je ‘seksuele oriëntatie’ ontstaan, door hormonen, al in de baarmoeder en in de daar aangelegde hersenbanen tijdens de pubertijd geactiveerd door ‘opspelende geslachtshormonen’. Dus subjectieve ervaring, identiteit en oriëntatie zijn blijkbaar biologische zaken, waar je als mens aan de ontwikkelingsbiologie overgeleverd bent, gedetermineerd. ‘Knack’, hoor ik het in mijn hoofd: hier klopt iets niet! Ervaring, identiteit en oriëntatie zijn niet te reduceren tot biologie, maar in hoge mate beïnvloed door omgevingsfactoren, cultuur, en ook levensbeschouwelijke opvattingen. Laat het nu juist de genderideologie zijn die gender en geslacht loskoppelt. Niks biologie: als een meisje een jongen wil zijn (of omgekeerd) moet dat gewoon kunnen, en moet haar biologie zich aan haar wensen aanpassen. Genderidentiteit zou juist los moeten staan van biologisch geslacht, zegt de ideologie: waarom dan vanuit de biologie opeens die identiteit willen legitimeren? 

Losstaande gebeurtenissen

Maar laten we de biologische redenering nog even tegen het licht houden. Ten eerste gaat het in de ontwikkeling van een embryo niet om min of meer geïsoleerde biologische stadia, maar op een continuüm van genetische fusie van chromosomen van beide ouders bij de bevruchting;  genexpressie vanaf het begin en niet pas ‘na zes weken’: dan worden de geslachtsklieren in aanleg alleen maar morfologisch zichtbaar; beginnende endocriene (hormonale) werking van de ‘geslachtsklieren’ (testes, ovaria), effecten van die hormonen op het gehele lichaam, langs een geleidelijk pad, tot aan de volwassenheid van het individu en daarna. Het is artificieel om daarin aparte tijdstippen aan te geven, als min of meer losstaande gebeurtenissen met een eigen causaliteit. Zo zit ons lichaam niet in elkaar. 

Brein

Mevrouw Goeyers wijst er nog op dat ‘transpersonen’ (zij die zich identificeren met het andere geslacht en de transitie hebben ondergaan) geboren zijn met hersenen die eerder lijken op het geslacht waarmee zij zich identificeren. Daaruit trekt ze vlot de conclusie dat ‘transseksualiteit’ dus niets te maken heeft met psychologische stoornissen, IQ of persoonlijke keuze. Maar is dat ook was de psychologie zegt? En sinds wanneer is een correlatie ook een causaal verband? En hoe zit het met de ‘fluïditeit’ van hersenen die pas de laatste decennia aangetoond is. En zijn de biologie van de mens en zijn psychologie gescheiden compartimenten? Wat dan, met het hypothalamus-hypofyse systeem, hormonen en neurotransmitters? Hebben psychotherapie en psychofarmaca opeens niets meer met elkaar te maken, terwijl juist de combinatie van beide de beste resultaten geven?(2). Worden hier opnieuw anomalieën in de hersenstructuur niet weer tot norm opgewaardeerd? 

Keuze

En wat verstaat mevrouw Goeyers onder persoonlijke keuze: de keuze voor een biologische aanleg die een biologische anomalie kan zijn maar waar het individu geen verantwoordelijkheid voor draagt, of de persoonlijke, vrije keuze om zich naar die conditie te gaan gedragen, bijvoorbeeld door zich hormonaal en chirurgische van ‘geslacht’ te laten veranderen? En worden mensen die die laatste keuze maken er ‘beter’ van? De wetenschap zegt van niet!(3) Is het dan wel verstandig om de keuze te maken om geloof te hechten aan een ideologie die basale biologische beginselen naast zich neerlegt: de centrale rol van de geslachtschromosomen X en Y is bepalend voor het geslacht van het individu. 

Planten en dieren

Het laatste argument in het betoog betreft de biologische diversiteit in de genetisch aangedreven geslachtelijkheid in het planten- en dierenrijk. Die bestaat, dat is zeker. Maar wat heeft een mens in feite te maken met de genetische aansturing van de geslachtelijkheid van een insect of een vis als hij/zij niet de chromosomen van een insect of een vis heeft? Misschien uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid, of om die soorten in te kunnen zetten in de bio-industrie… Maar voor de eigen biologie van de geslachtelijkheid is het geen argument, want wij hebben aan ander genoom dan die planten of dieren. Stick to you own chromosomes, zou ik zeggen. En bewonder de manier waarop de geslachtelijkheid bij onszelf en bij andere levensvormen georganiseerd is. Het is in elk geval geen reden om af te stappen van het ook bij hogere planten en dieren overwegend binaire systeem van mannelijk en vrouwelijk, dat onveranderlijke gevolgen heeft voor het gehele organisme.

Helaas zou mevrouw Goeyers voor haar examen geslachtelijke voortplanting bij de mens een dikke onvoldoende krijgen of ‘buizen’, zoals men dat in Vlaanderen noemt. Dat er uitzonderingen op ‘de biologische regel’ zijn heft de regel niet op, maar bevestigd deze alleen maar. De bios gaat hand in hand met de logos, de bio-logica. Aan de wetenschapper om deze logica in de levende natuur te ontdekken en voor goede doelen aan te wenden, niet om wetenschappelijk ongefundeerde ideeën over geslacht en gender(4) trachten te voorzien van enig biologisch bewijs.

Vincent Kemme

De auteur studeerde biologie aan de Universiteit van Utrecht en behaalde daar de lesbevoegdheid voor de hoogste klassen van het middelbaar (secundair) onderwijs, conform de lesbevoegdheid van een licentiaat in België. Hij gaf les in Nederland, aan de Europese Scholen te Brussel en in het Vlaamse secundaire onderwijs, om vervolgens ‘Biofides’ op te richten, een denktank over de relatie tussen biologie en geloof. 

Voetnoten:
1. Verkondigen dat geslacht zo simpel is als X en Y, is de wetenschap ontkennen – Knack 23/03/21 om 05:00. Bijgewerkt op 24/03/21 om 13:15 Bron : StampMedia. https://www.knack.be/nieuws/belgie/verkondigen-dat-geslacht-zo-simpel-is-als-x-en-y-is-de-wetenschap-ontkennen/article-opinion-1714721.html
2. “Voorts zien we dat de combinatie van psychotherapie en farmacotherapie vaak effectiever is dan psychotherapie of farmacotherapie alleen” (Cuijpers et al., 2009), in ‘Het toenemend gebruik van psychofarmaca’, Visietekst werkgroep Metaforum Leuven, voorgesteld op het symposium van 5 maart 2010, KU Leuven: https://www.uhasselt.be/images/vorming@UHasselt/seniorenuniversiteit/Visietekst%20psychofarmaca_prof%20claes_seniorenuniversiteit_2013.pdf
3. Zie bijvoorbeeld Transgender individuals at greater risk of mental health problems – Yale School of Public Health, August 24, 2020: https://publichealth.yale.edu/news-article/26859/
4. Een grote studie in de VS, in 2016, heeft aangetoond dat er voor de begrippen ‘seksuele oriëntatie’ en ‘genderidentiteit’ geen wetenschappelijke (biologische, psychologische en sociologische) grond is. Zie Lawrence S. Mayer and Paul R. McHugh, Sexuality and Gender: Findings from the Biological, Psychological, and Social Sciences, The New Atlantis, Number 50, Fall 2016, pp. 10-12. https://www.thenewatlantis.com/publications/executive-summary-sexuality-and-gender

Dit bericht is geplaatst in Blog, Blog. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.