Inleiding In de uitzending van 4 februari 2014 van Biofides bij Radio Maria België gaan we in op ‘Intelligent Design’. Een wat abstract onderwerp wellicht dat de kop opsteekt in de immer doorgaande discussie over evolutie en schepping, één van de meest in het oog springende onderwerpen als het gaat om Biologie en geloof. Want daar gaat het bij Biofides om: hoe kunnen we de biologie als moderne wetenschap en de wetenschap in het algemeen in verband brengen met het geloof? Indien wetenschap ons iets leert over de werkelijkheid en ‘ware’ uitspraken kan doen, in hoeverre kunnen we dat ook over geloof zeggen, welk geloof dan en hoe kunnen we geloofsuitspraken op hun waarheid onderzoeken? Hoe kunnen we biologische en andere wetenschappelijke uitspraken verzoenen met wat het geloof zegt? ‘Intelligent Design’ wordt vaak gezien als een tussenoplossing in een conflictueuze spanning die er zou bestaan tussen mensen die ‘heilig’ geloven in de biologische evolutie volgens de theorie van Charles Darwin en het aloude scheppingsgeloof op basis van de joods-christelijke bijbel, meer in het bijzonder het boek Genesis en daarvan de eerste hoofdstukken. In deze uitzending willen we wat meer duidelijkheid verschaffen over wat Intelligent Design wel en niet is en of we ons ‘heil’ in het debat geloof en wetenschap van deze visie moeten verwachten.
Laten we bij het begin beginnen. Het leven op aarde inclusief dat van de mens zelf blijf ons verwonderen. We ervaren het als een gegeven, op zijn minst, maar ook als een ‘wonder’, in de zin dat we ons er over kunnen verbazen hoe het allemaal in elkaar zit en functioneert. We ervaren het als iets moois ook, ook al gaat datzelfde leven gepaard met beproevingen zoals ziekte, natuurrampen en dood. De natuur lijkt soms ook wreed, als we zien hoe dieren en ook mensen elkaar afslachten, maar ook hoe virussen of kanker onze gezondheid kunnen ruïneren. Het biologische leven is dus onderwerp van bewondering-, verbazing en soms ook van ontzetting. Zolang de mensheid leeft heeft zij nagedacht over dat leven. Dat is op een meer rationele manier begonnen bij de Grieken en op een meer religieuze wijze waren het vooral de joden die er een unieke visie op nahielden. De filosofen zagen een bepaalde ordening in de werkelijkheid en zochten naar een alomvattend principe. Voor Plato was dat vooral in de wereld in de ideeën te vinden waarvan de werkelijkheid waarin wij leven slechts een afschaduwing was. Voor Aristoteles echter was de werkelijkheid waarin wij leven datgene wat ons de ‘doeloorzaak’ van ons bestaan liet zien, de Zijnde die alles veroorzaakt had en die zelf niet veroorzaakt hoeft te worden.
De joodse religie viel temidden van de omliggende culturen op door een scheppingsvisie op de levende en ook de levenloze natuur. “God sprak en er was.” En Hij zag dat alles ‘goed’ was. Er is een ordening die van God komt en ook een doel, uitgedrukt in de zevende dag van de schepping. De wereld is ‘in wijsheid’ geschapen, volgens de psalmist en niet zelden drukken de bijbelse auteurs zich poëtisch uit over de levende natuur als een beeld van de voorzienigheid van God. Aan het begin van onze jaartelling gebeurde er iets heel bijzonders. Een man werd geboren uit een maagd en claimde, dat hij de Zoon van God was, God zelf, op aarde verschenen. Hij verkondigde een prachtige leer en verrichte talloze wonderen, gebeurtenissen die volgens de normale gang der dingen in de natuur niet mogelijk waren: ziekten genezen, doden opwekken, water in wijn veranderen, lopen over water en uiteindelijk stond hij zelf op uit de dood en verscheen met een verheerlijkt lichaam aan vele van zijn leerlingen, die vervolgens bereid waren hun leven te geven voor het geloof in deze Messias en zijn opstanding uit de lichamelijke dood.
Een nieuwe tijd brak aan en wij hebben er onze jaartelling aan te danken en meer dan dat. Eeuwen dacht de Kerk na over hoe we deze historische persoon, die God zelf was, moesten begrijpen. De belangstelling van de mensheid ging vooral althans hier in onze streken vooral uit naar het begrijpen van die ‘zelfopenbaring’ van God, naar die Jezus Christus, zijn Kerk, de Heilige Schrift en de interpretatie daarvan. Toen in de 13e eeuw de geschriften van de Griekse filosoof Aristoteles in het Latijn vertaald waren, ontstond er in het christelijke westen een nieuwe belangstelling voor een meer rationeel begrip van de natuurlijke werkelijkheid waarin wij leven en werd door grote christelijke denkers als Albert de Grote en Thomas van Aquino een synthese aangebracht tussen het Griekse denken van Aristoteles en de christelijke openbaring. De werkelijkheid waarin wij leven kan rationeel doordacht worden en ontleent haar goedheid en logische werking aan God, die zich als ‘logos’ in Jezus heeft geopenbaard. We kunnen stellen dat deze mix van Griekse rationaliteit en joods-christelijke religiositeit, ingebed in de geordende kaders van een Latijnse cultuur, de omstandigheden waren waarin de natuurwetenschap geboren kon worden: eerst via de natuurkunde of fysica, pas veel later in de wetenschap die we biologie noemen. Het verlangen om te begrijpen, verklaren en ook voorspellen werd ingegeven door heel praktische noden als het produceren van voedsel in landbouw en veeteelt, het kunnen voeren van oorlogen in een wereld die – helaas – door conflicten tussen volkeren gekenmerkt wordt, het kunnen genezen van ziekten en ook het kunnen opstellen van betrouwbare kalenders op grond van de beweging van planeten en sterren. Maar er was, des mensen eigen, ook die zuivere nieuwsgierigheid naar de geheimen van de kosmos en het leven, die uit de verwondering geboren wordt, de zuivere of fundamentele wetenschap, nog los van enige praktische toepassing. Tenslotte was er ook het besef dat de werkelijkheid waarin wij leven en niet alleen de openbaring ons iets zegt over het bestaan van God. Beweging, oorzakelijkheid en ook de doelgerichtheid in de natuur geven ons redenen te denken dat er zoiets, zo Iemand als God is. De natuurlijk lijkt ‘intelligent ontworpen’.
Vanaf het begin van het christendom en mede dankzij de Grieken, was er het vertrouwen in de rede van de mens om de dingen te doorgronden en het vertrouwen in de materiële werkelijkheid ,omdat het goed geschapen was en niet het product van onberekenbare godheden of zuiver toevallige gebeurtenissen. Dat gaf de zekerheid dat wat wij over de natuurlijke wekelijkheid konden zeggen ook betrouwbare kennis kon zijn op grond waarvan we betrouwbare voorspellingen konden doen, bijvoorbeeld over de werking van bepaalde medicamenten of het resultaat van chemische processen. God zelf had de levende natuur bovendien goed genoeg bevonden om er als mens in te verschijnen, blijkbaar rekenend op de zwaartekracht en de wetten van het functioneren van het menselijk lichaam. We moeten niet vergeten dat Jezus het overgrote deel van zijn 33-jarig leven een natuurlijk bestaan heeft geleefd van eten en drinken, wakker zijn en slapen, werken en rusten, staan, lopen, zitten en liggen. Zijn spijsvertering en de werking van zijn zintuigen en spieren beantwoordden zoals bij elke andere mens aan de wetten van de natuur. Tegelijk weten we dat hij op een bovennatuurlijke wijze geboren werd, wonderen verrichtte en opstond uit de dood. Maar daarvan weten we ook dat het ‘tekenen’ waren om naast zijn menselijke en biologische, ook zijn goddelijke natuur te bevestigen, niet om de natuurlijke orde buiten werking te stellen of om “tovenaartje” te spelen. Zijnde God en mens tegelijk was Jezus enerzijds vrijwillig onderworpen aan de natuurwetten, zoals u en ik maar niet gebonden aan de regels van de zwaartekracht, de chemische samenstelling van stoffen of de biologie.
Met de geboorte van de wetenschap uit de christelijke cultuur van de Middeleeuwen, het vertrouwen op de menselijke rede en de logica die aan de werkelijkheid ten grondslag ligt, is de weg ingezet naar de stand van de wetenschap van vandaag. En ergens op die weg stond een Anglicaanse theoloog op die uiteindelijk koos voor de biologie, zijn geloof wat verloren had ook door het verlies van een dochter. Dat was Charles Darwin die in de jaren dertig van de negentiende eeuw een reis maakte van vijf jaar op een schip om de soorten te onderzoeken. Tot dan toe was er aangenomen dat de soorten door god geschapen waren, zoals het boek Genesis aangeeft en men nam dat vrij letterlijk. Het idee van een evolutie van het leven was al eerder geopperd maar Darwin, tegelijk met een tijdgenoot, Wallace, stelde nu een natuurlijk mechanisme voor, voor het ontstaan van de soorten op aarde. Door een langdurig proces over duizenden, miljoenen jaren, zou natuurlijke selectie dié varianten binnen een soort bevoordelen die het beste aangepast waren aan hun omgeving. Veranderde bijvoorbeeld het klimaat, dan konden er verschuivingen optreden in de erfelijke eigenschappen en nieuwe soorten ontstaan, die niet meer konden kruisen met verwanten die misschien nog elders leefden. Er deden zich erfelijke mutaties voor die vaak ongunstig maar soms ook gunstig konden zijn: de nadelige eigenschappen zouden weggeselecteerd worden en de gunstige bevoordeeld in de voortplanting, wat kon leiden tot nieuwe eigenschappen. Zo moest er een boom van het leven zijn, die een afstamming weergeeft: alles leven op aarde zou uiteindelijk één gemeenschappelijke afstamming hebben. Soorten zijn verwant door hun afstamming maar verschillen qua erfelijke eigenschappen zodat ze niet succesvol met elkaar kunnen kruisen. Natuurlijke selectie is een beetje, zo dacht Darwin, wat mensen doen bij fokken en telen: we oefenen een selectiedruk uit, op dieren of planten om nakomelingen te krijgen die wij wensen. De natuur, echter, is geen bewuste actor en evolutie is dus niet per definitie, biologisch gezien althans, gericht. Ook de mens lijkt product van biologische evolutie en stamt af van een een voorouder die wij gemeenschappelijk hebben met de hogere apen, een soort van ‘mensaap’.
De reacties op de theorieën van Darwin en Wallace waren niet gering nu er een heel nieuwe voorstelling van zaken werd geschetst dan het traditionele beeld dat we baseren op een letterlijke lezing van de eerste hoofdstukken van het boek Genesis. Met name in de protestantse wereld, waar men meer dan in de katholieke wereld hecht aan een letterlijke interpretatie van de Bijbel, waren de reacties hevig. In de katholieke traditie was het al sinds Augustinus duidelijk dat we niet alles in het boek Genesis even letterlijk zouden moeten nemen. Maar in de reformatorische kringen in de Verenigde Staten ontstond in het begin van de 20ste eeuw de beweging die we aanduiden met ‘creationisme‘ en die in de evolutietheorie een serieuze bedreiging zag (en nog ziet) voor het geloof in God als Schepper van hemel en aarde. Het woord van God was onfeilbaar, ook naar de letter zodat de wetenschap er naast moest zitten. Dat leidde zelfs tot ‘creationistische wetenschap’, waarin aangetoond moest worden dat de bijbel gelijk had en de ‘darwinisten‘ er naast zaten. Veelal werd ingezoomd op ‘gaten‘ in de evolutietheorie, onopgehelderde zaken om dan te redeneren dat God hier via speciale ingrepen de schepping tot stand had gebracht. Speciale aandacht ging natuurlijk uit naar de schepping van de mens die in de ogen van de creationisten nooit uit dierlijke voorlopers voortgekomen kon zijn. Hoewel er binnen het creationisme nog allerlei varianten zijn gaat men meestal uit van een jonge aarde van zo’n zesduizend jaar in plaats van de 4,5 miljard jaar die de huidige wetenschap de aarde geeft en schepping door direct ingrijpen van God in de werkelijkheid, in het bijzonder bij de mens, in een periode van zes dagen. Maar er zijn ook zwakkere varianten van creationisme die toegeven dat de aarde ouder moet zijn maar het evolutionair ontstaan van leven ontkennen en vasthouden aan speciale scheppingsdagen van God in de geschiedenis. Het creationisme kom je als beweging nog veel tegen en niet alleen in reformatorische kringen: ook veel katholieken die bezorgd zijn om het ‘atheïsme’ dat heerst aan universiteiten, in scholen en in de gehele samenleving, nemen soms hun toevlucht tot deze opvattingen om als het -ware het scheppingsgeloof te redden.
En het is waar: de evolutietheorie is veel gebruikt om het atheïsme, ja het ‘geloof’ dat God niet bestaat’ te verdedigen. Immers: nu zou zijn aangetoond dat die verhalen uit de Bijbel allemaal onzin zijn, weerlegd door de wetenschap en dus niet relevant voor de moderne cultuur. De wetenschap kan nu alles verklaren en religie is een uitstervend verschijnsel waar nog enkelen zich aan vast houden. Een natuurlijke verklaring voor het ontstaan en de evolutie van leven op aardse, inclusief dat van de mens, zou ‘bewijzen’ dat er helemaal geen bovennatuur is, of tenminste dat we geen bovennatuur, God, nodig hebben om het bestaan te begrijpen. Sommigen gingen zo ver dat zij zeer kwalijke rassentheorieën op de nieuwe inzichten van Darwin baseerden: ook voor de mensheid zou gelden dat het een zaak is van ‘overleving van der sterksten’ door een vorm van ‘natuurlijke selectie’. En het is duidelijk dat deze uitleg van Darwins theorieën op z’n minst zorgelijk te noemen zijn. Veel minder duidelijk is het echter dat Darwin en de evolutietheorie, die een biologische theorie is, ook verantwoordelijk gehouden kan worden voor filosofische en sociologische theorieën die er later bovenop gebouwd zijn en of de theorie verantwoordelijk gehouden kan worden voor racisme en atheïsme. Is er niet veeleer sprake van een vorm van misbruik van de theorie op plaatsen waar de theorie geen betrekking op heeft: de menselijke samenleving, de politiek, de filosofie en de theologie? In elk geval was Darwins intentie niet atheïstisch te noemen maar slechts die van een bioloog die een biologische verklaring meende te vinden voor de aanpassing van soorten aan hun veranderende milieu, de soortenrijkdom en de soortvorming. De theorie ging niet oer de inrichting van de menselijke samenleving, hoogstens over zijn biologische afstamming. Alles wat er daaraan opgehangen is, is niet voor verantwoordelijkheid van de evolutiebiologie, noch van Darwin zelf.
Maar ook de evolutiebiologen zaten niet stil. Niet om het creationisme te bestrijden maar gewoon om evolutiebiologie te bedrijven ging men verder met het onderzoek. De ontdekkingen van de genetica van Georg Mendel werden in de 20-ste eeuw in de evolutietheorie verwekt en zo ontstond er de ‘moderne synthese’ die een natuurlijk verklaringsmodel wil zijn niet alleen voor het historische gegeven van de ontwikkeling van het leven op aarde door de tijd (op basis van fossielen en geologische aardlagen, dateringstechnieken, etc) maar ook het mechanisme waarlangs evolutie zou werken. En die ontwikkelingen zijn nog steeds in volle gang. Met de ontdekking van de moleculaire structuur van het DNA, de drager van de erfelijke eigenschappen in onze celkernen, en met de nieuwste technieken om het genoom, de erfelijke code van soorten en individuen binnen soorten in details te ontrafelen,, (sequencing) , kwam er ook de mogelijkheid om de afstamming van soorten niet alleen op grond van uiterlijke kenmerken maar ook op grond van moleculaire verwantschap van DNA te reconstrueren. In feite kwam de evolutietheorie daarmee alleen maar sterker te staan, zuiver wetenschappelijk gezien.
De Katholieke kerk heeft zich in 1950 voor het eerste uitgesproken over het ‘evolutionisme’ en wel in positieve zin. Paus Pius XII zette voor de katholieke wereld het licht op groen om deze ‘hypothese’ verder te onderzoeken en paus Johannes Paulus II noemde de theorie, in de mate dat het een biologische theorie was een geen atheïstische filosofie, ‘meer dan een hypothese’. In de wetenschap geldt een hypothese als iets dat getoetst moet worden, maar een theorie als iets dat waar is tot het tegendeel bewezen wordt en heeft dus een veel zwaarder gewicht. De evolutietheorie is dus niet ‘maar’ een theorie, zoals sommigen zeggen: het is het beste wetenschappelijke verklaringsmodel voor het leven op aarde dat we nu hebben. Niet weinige biologen noemen evolutie dan ook een ‘feit’ . En ook de Kerk neemt de theorie uiterst serieus , ook waar het het ontstaan van de mens betreft. Dat neemt niet weg dat de mensheid voor de Kerk ‘wezenlijk’ (ontologisch) een ander organisme is maar er wordt niet ontkend dat de mens een biologische component heeft die zij deelt met de dieren- planten en zelfs met de microbiologische wereld. En is er geen principieel bezwaar te veronderstellen dat er sprake zou zijn van een feitelijke verwantschap en een ontstaan uit eerdere vormen van leven, en niet door een speciale interventie van God. Dat betekent niet dat God er niet aan te pas komt of dat de mens niet ‘naar Gods beeld’ geschapen is, dat de mens slechts een ‘naakte aap’ zou zijn, een super-intelligent dier, stom toevallig ontstaan op een onbeduidende plaats in het het universum. Ook de onsterfelijke ziel van de mens, en de eigenschappen die hem onderscheiden van de dieren blijven in takt. Immers: niet alleen de mens maar alle bestaan wordt door God veroorzaakt en dus ook het biologische leven, het ontstaan van soorten door evolutie, ook het ontstaan van de soort homo sapiëns inclusief zijn onsterfelijke ziel.
Maar niet door alle christenen was en is dit denken even goed begrepen of zelfs beleden. In reformatorische kringen, opnieuw in de Verenigde Staten deed zich wel een fenomeen voor waarbij creationisten tot de conclusie kwamen dat de schepping in zes dagen en een jonge aarde geen houdbaar standput meer was. Ook de Bijbelwetenschap had aangetoond dat een eenzijdig letterlijke uitleg van de scheppingsverhalen ook zonder de evolutietheorie onhoudbaar was. Het werd duidelijk dat het hier ging om teksten die geschreven zijn door mensen in een bepaalde tijd en cultuur waar er van natuurwetenschap nog in de verste verte geen sprake was. Die teksten mocht men dus niet zien als een soort wetenschaps-journalistieke ooggetuigen verslagen van gebeurtenissen in een ver verleden. Daarmee verloren die teksten niet elke historische waarde maar mochten zo ook niet als biologieboek begrepen worden, de biologie die pas millennia later zou ontstaan als wetenschap. Waar het om gaat is wat God ons door de bijbelteksten wil zeggen, God die zich bedient van mensen om tot ons te spreken, mensen die weliswaar geïnspireerde teksten aan de mensheid hebben gegeven maar die zich niet lenen voor al te simpele en al te snelle conclusies over de kosmologische of biologische werkelijkheid. De teksten beoogden namelijk niet zozeer kosmologie of biologie te bedrijven, maar de diepste waarheden omtrent God en zijn verhouding tot de mensheid en de schepping uit te drukken. Daarvoor moet met niet alleen naar de letterlijke tekst kijken maar ook de allegorische of spirituele betekenis ervan in ogenschouw nemen.
Maar toch bleven en blijven veel christenen, protestanten en katholieken, de evolutietheorie als een bedreiging voor het geloof beschouwen. Dat is niet zo vreemd als je bedenkt dat de theorie voortdurend gebruikt wordt om atheïsme te verkondigen, op grond van een achterhaald idee, dat christenen vast zouden willen houden aan een wetenschappelijk niet te verdedigen letterlijke uitleg van de bijbelse scheppingsverhalen. De meest recente vorm daarvan is de zg. ‘Intelligent Design’ -beweging. Dat is de beweging waar we de titel van deze aflevering van Biofides bij Radio Maria België aan ontleend hebben. Intelligent Design is de gedachte dat de kosmos en het leven op aarde intelligent ontworpen is. Dat is geen nieuwe gedachte, die is al zo oud als de Griekse filosofie en de joods-christelijke traditie. Alle eeuwen door heeft de mensheid gemeend in de natuur sporen te zien van intelligentie wat haar doet vermoeden dar er een ontwerper aan het werk is, ‘ergens achter de schermen’ . Maar ‘Intelligent Design’, zoals het vandaag vaak – in deze Engelstalige verwoording – onder de aandacht komt is meer dan een gedachte, een intuïtie. Het is een programma dat door wetenschappers opgezet wordt, voornamelijk vanuit één bepaald instituut in de Verenigde Staten van Amerika, het ‘Discovery Instituut’, dat wetenschappelijk bewijs wil vergaren voor de gedachte, de theorie, dat de kosmos en het leven intelligent ontworpen zijn. En de vraag is of we met dat plan blij moeten zijn.. Laat ik eerst nog iets zeggen over het idee van ‘intelligent ontwerp’.
Het idee gaat dus terug op de Griekse filosofie maar ik refereer hier naar een van de vijf beroemde argumenten voor het bestaan van God van Thomas van Aquino, en wel het vijfde. Thomas was de katholieke theoloog en filosoof in de dertiende eeuw die de grote synthese tot stand bracht tussen het joods-christelijke openbaringsgeloof en de Griekse (en Arabische!) filosofie. In zijn vijfde argument voor het bestaan van God ging het over zaken in de natuur die zelf geen intelligentie hebben maar toch een doel lijken na te streven. Zij lijken zich dus te gedragen alsof ze ontworpen zijn en niet zomaar toevallig doen wat ze doen. Indien ze dat doen kan dat alleen maar als ze gestuurd worden door iets dat een doel voor ogen heeft, zoals een pijl die afgeschoten wordt door een boogschutter: de pijl beweegt naar een doel zonder daar zelf de oorzaak van te zijn. Dus moet er volgens Thomas een intelligentie bestaan door welke natuurlijke zaken geleid worden naar hun doel en die intelligentie noemen wij God. De Kerk heeft de gedachte van Thomas tot de hare gemaakt: wij mogen met zekerheid een intelligente ontwerper spreken. In de catechismus van de Katholieke Kerk schrijft zij: “Door de orde en de schoonheid van de wereld kan men God kennen als oorsprong en doel van het heelal”. Men citeert Sint Paulus die zegt: “Van de schepping der wereld af wordt zijn onzichtbare wezen door de rede in zijn werken aanschouwd, zijn eeuwige macht namelijk en zijn godheid”. (Rom. 1, 20)
Het idee van intelligent ontwerp is dus verre van nieuw. In de tijd van Darwin was de gedachte ook algemeen aanvaard maar nog scherper naar voren gebracht door de Anglicaanse geestelijke William Paley die redeneerde dat de natuur net als een horloge structuren vertoont die niet door toeval ontstaan kunnen zijn. Zo goed als dat je je ook niet kan voorstellen dat een horloge met al z’n tandwieltjes en radertjes ‘zomaar’ kan ontstaan maar een horloge maker veronderstelt, zo moet er een ‘bovennatuurlijke horlogemaker’ zijn die de natuur heeft gemaakt. Alleen geloofde hij daarbij in ‘speciale interventies’ van die goddelijke horlogemaker, om de natuur te maken zoals zij is geworden. Darwins originaliteit was dat hij nu een natuurlijke verklaring voor het ontstaan van die complexe structuren en dat ‘intelligente ontwerp’ gaf, de natuurlijke selectie. Daarmee ontkende hij niet het bestaan van God maar wel van die bovennatuurlijke interventies. En met die hypothese is de wetenschap verder op stap gegaan. Het probleem nu van de ‘intelligent design beweging’ zoals we die vandaag kennen is dat men een beetje teruggaat naar de dagen van Paley en zoekt naar bewijzen voor ‘intelligent ontwerp’ , alsof de natuurwetenschap intelligent ontwerp zou ontkennen. Maar dat doet natuurwetenschap in feite niet. Om dat te begrijpen moeten we ons kort afvragen wat nu precies natuurwetenschap is.
De natuurwetenschappen zijn ontstaan uit wat men de natuurfilosofie noemde, die tak van de christelijke filosofie die de zichtbare en tastbare werkelijkheid, de ‘natuur’ als onderwerp van studie koos. Door onze waarneming en met behulp van ons logisch verstand kunnen we de natuur beschrijven en de wetten die er aan ten grondslag liggen, of het nu de zwaartekracht is of biologische wetmatigheden zoals de werking van een zenuwstelsel betreft. Het gaat steeds om natuurlijke, in het geval van het leven om biologische verschijnselen die zich afspelen in de kosmos, dat wil zeggen in tijd en ruimte, hier op aarde maar buitenaards leven is niet uitgesloten. Het gaat bij biologische leven om levende materie en natuurlijke energetische processen. In de natuurwetenschap gaat het dus niet om welke vorm van bovennatuurlijke verklaring dan ook. Dat betekent niet dat er volgens de natuurwetenschappen geen bovennatuurlijke oorzaken voor leven kan bestaan maar het is niet het onderwerp van de biologie. Biologie beperkt zich in haar methode tot de natuurlijke fenomenen. Men noemt dat ‘methodologisch naturalisme’. Er bestaat echter ook een ‘filosofisch naturalisme’ dat zegt dat er ook niets méér is dan de levenloze en levende natuur, dus géén bovennatuur, geen intelligente ontwerper, geen God. Die opvatting heeft strikt genomen niets met de biologische evolutietheorie te maken. De evolutietheorie is een biologische theorie die niets zegt over de bovennatuur, alleen over de levende natuur. Wel wordt de evolutietheorie vaak gebruikt, misbruikt door haar ‘op te rekken’, uit te breiden, tot een filosofie, een paradigma, waarin er voor God en een intelligente ontwerper geen plaats is. En het is tegen die tendens dat aanhangers van het creationisme en de Intelligent Design-beweging, maar ook de Katholieke Kerk zich keren. De Kerk gebruikt echter noch creationisme (een al te letterlijke en anti-wetenschappelijke uitleg van de scheppingsverhalen) noch ‘Intelligent Design’ (opgevat als de opvatting dat intelligent ontwerp wetenschappelijk aan te tonen is) als instrument in een eventuele strijd tegen filosofisch naturalisme. Wat de Kerk er tegenin brengt is in de eerste plaats de verkondiging van het evangelie op grond van de openbaring: God bestaat en houd van ons en heeft zijn liefde geopenbaard, niet zozeer door een boek of traditie maar vooral door een Persoon: Jezus van Nazareth; Om de openbaring te verstaan bedient zij zich van de schrift en de traditie. Vervolgens verkondigt de Kerk de haar vertrouwen in de menselijke rede (die is immers door God geschapen) en dus ook in de wetenschap. Ten derde vergunt de Kerk aan de wetenschap haar autonomie, net zoals ze dat bijvoorbeeld doet aan de politiek en aanvaardt wat de wetenschap aan betrouwbare en getoetste waarheid oplevert. Zij zal er slechts voor waken dat de wetenschap geen filosofische denkfouten maakt of morele grenzen overschrijdt en haar daar anders op wijzen. Maar de kerk keer zich ook tegen gelovigen die natuurwetenschappelijke vragen met filosofische of theologische argumenten willen beantwoorden. De biologische oorzaak van het ontstaan van de soort mens kan niet zijn ‘omdat er een intelligente ontwerper is’: dat is een filosofisch antwoord op een andere vraag: is de mens toevallig ontstaan of ‘ontworpen’ door intelligente oorzaak? De Kerk maakt dus een helder onderscheid tussen natuurwetenschap, filosofische opvattingen en theologie. Indien we duidelijker zien hoe biologie, filosofie en geloof met elkaar samenhangen kunnen misverstanden voorkomen worden.
Wat is er tegen om intelligent ontwerp te willen aantonen? Het antwoord zit ‘m in de verwarring die er gaat optreden tussen theologische, filosofische en biologische argumenten. En verwarring, daar houden noch de kerk, noch de wetenschap van. Neem de vorm en de werking van ons oog. Een bioloog bespreekt de bolvorm, de lens, het principe van de ‘camera obscura’ (donkeren kamer, zoals in een ouderwets fototoestel), waardoor er een scherp beeld op het netvlies ontstaat, de lichtgevoelige cellen, de prikkels die naar de hersenen gaan waar de informatie wordt verder verwerkt en in verband wordt gebracht met onder meer het evenwichtszintuig, eerdere in het geheugen opgeslagen beelden en de spieraansturing in het lichaam. De filosoof kan zich afvragen of de complexiteit en doelmatigheid van het oog het gevolg kan zijn van puur toeval of niet. Het antwoord lijkt ons evident, ontwerp, maart dat is geen biologische vraag. En de theoloog kan zich afvragen of er reden is om van een schepping door God te spreken. En die reden is er maar ook dat is geen biologische vraag. Biologisch bewijzen of het oog intelligent ontworpen is, is onzinnig: dat is een (overigens heel goede) filosofische stelling, maar geen biologische. En stellen dat er een Schepper-god voor het bestaan van het oog verantwoordelijk is die zich in de natuur openbaart, is een terechte theologische opvatting, een heel goede zelfs, maar geen biologische. In de biologie is de vraag naar een intelligente ontwerper dus in feite niet aan de orde, zo goed als dat tijdens een voetbalwedstrijd de vraag naar de bedenker van het spel niet aan de orde is: dan moet er gevoetbald worden!
Een tweede reden om het beter is om‘intelligent ontwerp’ niet wetenschappelijk te willen aantonen is dat die wens geboren is uit de onterechte angst dat evolutiebiologie atheïstisch zou zijn en het geloof zou bedreigen. Het enige wat de evolutiebiologie aantast is een ‘primitieve’ opvatting van schepping op basis van een ‘primitieve’ manier van bijbel lezen, waarbij we beeldtaal waarvan bijbelse auteurs zich bedienden tot historische feitjes ombuigen. Niet dat bijbelse telsten geen historische betekenis hebben maar alles even letterlijk nemen is niet wat de Kerk van ons vraagt. In feite – zo zegt bijvoorbeeld Johannes Paulus II – helpt de wetenschappelijke vooruitgang ons ons geloof en verstaan van de Bijbel te verbeteren en verdiepen door ons te bevrijden van al te naïeve geloofsopvattingen. De wetenschap bewijst het geloof een dienst. Het geloof hoeft dus niet gered te worden van een aanslag die de wetenschap op het geloof zou plegen. Wel moet het geloof ‘gered’ worden van de aanslag die door het atheïsme gepleegd wordt en aantonen dat geloof redelijker is dan ongeloof. Want het is het atheïsme dat de evolutietheorie inzet in z’n campagnes om het geloof te bestrijden. Maar dat is een filosofische discussie, geen biologische. Het is dus jammerlijk en zelfs kwalijk om een biologisch theorie, die grote geloofwaardigheid geniet, aan te vallen omdat zij misbruikt wordt door atheïsten.
Een derde reden om ‘intelligent’ niet te willen aantonen is die van de ‘god van de gaten’: als wij bepaalde biologische verschijnselen zoals het verschijnen van de zoogdieren, ergens in de evolutionaire geschiedenis, wijten aan een tussenkomst van God, en we vinden wat later een natuurlijke oorzaak, dan moet onze ‘god’ beschaamd het veld ruimen en krijgen de atheïsten gelijk: god is niet meer nodig voor de verklaring van het leven en kan, naar het rijk der fabelen verwezen worden. Maar God is op een heel ander niveau God dan op het niveau van het ontstaan van soorten in de geschiedenis van de kosmos en het leven. God is Degene die dat alles het bestaan geeft, de mogelijkheid te evolueren en te richten op een doel.
De diepste reden om intelligent ontwerp niet te willen aantonen is wellicht omdat God zélf dat niet wil. In het katholieke denken kennen we de gedachte dat God zichzelf net genoeg laat zien in de schepping om met zekerheid te kunnen zeggen dat Hij bestaat en dat de schepping er dus niet zomaar toevallig is maar een uitdrukking van zijn liefde en wijsheid is. Maar Hij blijft genoeg op de achtergrond, is genoeg ‘onzichtbaar’ dat wij onze volledige vrijheid behouden, niet alleen om Hem te gehoorzamen maar zelfs om in zijn bestaan te geloven. God dringt zich niet aan ons op. Slechts bij grote uitzondering openbaart Hij zich zichtbaar en meetbaar aan ons, en daarvan is de historische Persoon van Jezus Christus het voorbeeld. Voor ons heil is Hij uit de hemel neergedaald en mens geworden als wij, heeft zich vernederd tot aan de dood en ons zo van zonde en dood bevrijd. Maar dat is niet de normale gang van zaken in de schepping. Normaal gezien zouden wij God al in zijn werken moeten onderkennen, in het bijzonder in de mens zelf, als beeld van God en vervolgens in de zelfopenbaring van God door profeten, en heiligen. Wij hadden blijkbaar – door de zonde – méér nodig en dus kwam God als mens onder ons. En zie hoe wij daarop gereageerd hebben: wij hebben hem vermoord!
Maar het heeft ook met de liefde van God voor de schepping te maken, in het bijzonder voor de mens. Liefde vereist dat je de ander de volledige vrijheid laat: andermans bestaan te onderkennen én met de ander in relatie te treden. Liefde kan je niet dwingen en in de liefde dring je jezelf niet aan de ander op. En dus dringt God zich niet aan ons op. Er zijn genoeg aanwijzingen in de levende natuur dat hij bestaat en Hij heeft zich ook voldoende in de geschiedenis aan ons geopenbaard. Het is nu eens aan ons om om te antwoorden. Meer ‘bewijs’ voor het bestaan van God of van een ‘intelligente ontwerper’ achter de levende natuur is niet nodig en misschien zelfs beledigend naar God toe. Geven we daarbij niet toe aan de bekoring Hem naar beneden te willen halen om in Hem te kunnen geloven? Maar God daalt alleen neer in onze werkelijkheid als Hij dat wil: door wonderen in het Oude en Nieuwe Testament opgetekend en in geschiedenis van het christendom, door de menswording en ooit bij Jezus wederkomst.
In het immer doorgaande debat over wetenschap en geloof, schepping en evolutie, hebben we vandaag gekeken naar intelligent ontwerp. U hebt begrepen dat ik kritisch ben ten opzichte van bepaalde manieren waarop er over ‘intelligent design’ gesproken wordt. Maar niet ik alleen: dit is het denken van de Kerk, zoals verwoordt door de pausen sinds Darwin. Paus Franciscus heeft zich over deze zaken bij mijn weten nog niet uitgesproken, maar hij heeft nog een paar andere zaken op zijn werklijstje staan en is nog maar net begonnen. He is ook de visie van de meest gezaghebbende theologen en filosofen die we in de katholieke kerk en daarbuiten hebben en die het Vaticaan pleegt uit te nodigen om de kerk te adviseren in deze niet gemakkelijke discussies. ‘Intelligent ontwerp’ is een feit, maar dan wel metafysisch gesproken. Je kan er niet langs kijken dat de levende werkelijkheid tekenen van intelligent ontwerp vertoont in de manier waarop de natuur in elkaar zit. ‘Intelligent Design’ als wetenschappelijke beweging om het vermeend atheïstische geloof in de evolutietheorie te bestrijden is – denken we – een vergissing. De evolutietheorie is ten eerste niet atheïstisch maar wordt slechts misbruikt door atheïsten om het geloof te bestrijden. Het is dus het ongeloof dat een bedreiging voor het geloof vormt, niet de biologie die slechts op zoek is naar biologische waarheid. Het Vaticaan neemt de ‘intelligent design beweging’, die ook in katholieke kringen nog wel eens geprezen wordt, niet al te serieus en ik denk dat we hierin de Kerk moeten volgen, zoals we dat op meer fronten mogen doen. Haar wijsheid is groter dan die van menigeen. De Kerk heeft zich nog niet formeel hierover uitgesproken maar dat zal z ook pas doen als ze dat werklijk nodig vindt. En de paus heeft nog wel een paar andere zorgen aan zijn hoofd.
Heeft u vragen, mail mij dan op biofides@radiomaria.be of breng een bezoekje aan de website www.biofides.eu. U vindt daar eerdere uitzendingen van Biofides bij Radio Maria en nog veel meer interessante informatie en filmpjes en ook een mogelijkheid om – al u dat wil – het werk van biofides te steunen. Ik dank u hartelijk voor uw aandacht.
Biofides heeft uw steun nodig!!
Om onze kosten af te dekken doen wij een beroep op uw generositeit: kantoorruimte, bureaukosten, internet, promotiekosten, etc.
Maak (liefst periodiek) een bedrag van uw keuze (25, 50, 100, 250 euro of meer…) over via PAYPAL (beveiligd, met uw kredietkaart) of op onze internationale bankrekening IBAN: BE04 3930 2829 8831 BIC: BBRU BE BB ten name van Biofides, Roosdaal (B).