Fundamentele vragen en de antwoorden van Mgr. Léonard

In een interview van september 2006 met Joël De Ceulaer, journalist bij het betere Vlaamse weekblad Knack, beantwoordt de nieuwe Belgische aartsbisschop Mgr. André-Mutien Léonard, voormalig professor in de filosofie, een aantal fundamentele vragen met betrekking tot de relatie tussen biologie en geloof. Een greep uit wat de oud-filosofieprofessor in Leuven en Louvin-le-Neuve zegt.

Over mens en dier

Léonard merkt op dat de grote Griekse filosoof Aristoteles al zei dat de mens een dier is dat de logos, de rede, bezit. ‘Natuurlijk zijn wij als mens ook geconditioneerd door ons lichaam, door ons verband met de fysische natuur. Maar toch zijn we ook bekwaam om afstand te nemen van die natuur, van die omgeving. Dat is kenmerkend voor de mens. Hij is, om het beroemde woord van Blaise Pascal te gebruiken, een denkend riet. In zekere zin is de mens onbeduidend in vergelijking met de immensiteit van het heelal. Maar als het heelal morgen de mens verplettert, dan zou het heelal zich daar niet van bewust zijn, en de mens wél.’ Hebben andere dieren hebben ook een vorm van bewustzijn? Volgens Léonard wel degelijk. ‘De dieren reageren ook op een aangepaste manier op hun omgeving, maar ze zijn zich niet bewust van de diepe betekenis van die reacties. Ze ontwikkelen ook geen uitgewerkte strategieën om hun omgeving fundamenteel te veranderen. Daarom hebben dieren geen geschiedenis, geen cultuur. Een kat vandaag leidt ongeveer hetzelfde leven als een kat in het oude Egypte. Alleen de mens heeft de capaciteit om zijn omgeving te veranderen. De dieren reageren op wat is, de mens kan ook denken aan wat niet is. En dus heeft hij de pretentie om te zeggen: de dingen zijn niet zoals ze zouden moeten zijn. En zo is de mens een dier dat waarden en normen schept. Dat doen de dieren niet.’

Menselijk geluk

Léonard gaf vroeger vaak het voorbeeld aan zijn studenten ‘Geef de kat een kater, enkele katjes, een bol wol, wat melk en een mand om in te slapen. Ik denk niet dat die kat in zulke omstandigheden zou verlangen naar een andere wereld. Voor een mens ligt dat helemaal anders. Geef een mens zoveel geld en zoveel plezier als maar kan, en nóg zal hij niet tevreden zijn. Dat komt omdat de mens niet alleen is afgestemd op de zijnden, om het met Heidegger te zeggen, maar ook op het Zijn zelf. De mens overstijgt deze wereld. (…) Als ik een leerling naar het bord stuur om te bewijzen dat de som van drie hoeken in een euclidische driehoek honderdtachtig graden is, dan zal die leerling op het bord een aantal tekeningen maken. Alles wat daar gebeurt, gebeurt in overeenstemming met de wetten van de natuur. Er zijn neurologische reacties in het brein van de leerling, chemische reacties, enzovoort, enzoverder. Maar tegelijk is er ook iets méér aanwezig. Namelijk het denken, de reflectie, van die leerling. Dat kunnen we niet herleiden tot uitsluitend chemische, biologische en natuurkundige reacties.’

Verklaren kunnen we dat denken maar gedeeltelijk. ‘De werking van mijn hersencellen volstaat niet om te verklaren hoe het komt dat ik kan denken, en willen, en liefhebben… In de ontplooiing van onze menselijke capaciteiten is nog iets ánders aan het werk.

God?

Hij houdt er echter niet van als men God voorbarig wil invoeren in de wetenschap, of in de filosofie. ‘Alles op zijn plaats. De vraag naar God komt later. Ik wil alleen de nadruk leggen op het feit dat ons denken niet herleid kan worden tot de infrastructuur van ons denken. Er is trouwens nog iets anders wat we in dit verband moeten opmerken. Waaróm is de som van de drie hoeken van een euclidische driehoek gelijk aan honderdtachtig graden? Toch niet vanwege de chemische reacties in de hersenen van die leerling? Toch niet omdat hij het bewezen heeft? Nee, het is waar omdat het een eeuwige waarheid is. Ook wiskundige waarheden zijn niet te herleiden tot de structuur van ons denken.’ Wie is God dan voor Léonard? ‘Een eerste belangrijke vraag is: waar komt de informatie vandaan die ons voorafgaat, en die aan het werk is in de wereld? We weten ondertussen dat de materie over het vermogen beschikt om zichzelf te organiseren. Maar er moet eerst toch een voorafgaande informatie aanwezig zijn. De elementairste deeltjes bevatten al een zekere informatie. Waar komt die vandaan? Het is een vraag die iedereen zich stelt. En er zijn twee mogelijke antwoorden. Ofwel heeft de materie nooit een begin gekend, en bestaat ze dus eeuwig. Maar daar is een moeilijkheid aan verbonden. In onze ervaring gaat aan elke informatie een denken vooraf. Informatie kan nooit zomaar uit zichzelf bestaan. Toch is het evident dat wij als mensen niet aan de basis van de informatie liggen. Daarom is er ook een tweede antwoord mogelijk: aan de basis van de materie ligt een denken, een willen. Niet dat van ons, maar een ánder denken, een ánder willen. Dat van God, namelijk.’

Hoe stelt Léonard zich die God voor? ‘Het is een God van persoonlijke aard. Als ik begin te geloven in een onpersoonlijke God, dan zou God een soort anonieme energie zijn die geen bewustzijn bezit. Terwijl ik dat wel bezit. Maar ik kan zeker niet groter zijn dan God. Dus stel ik mij God voor als iemand die ook kan denken en willen. Een andere manier om na te denken over God is via de vraag van Leibniz: waarom is er iets en niet niets? Hoe komt het dat er iets bestaat? Ook dat is een weg naar God. Niet alleen naar God als architect van de zijnden, maar als schepper van het Zijn.’

Over de mens

Over de mens is Léonard optimistisch- en pstimistisch tegelijk. ‘Het is typisch voor de katholieke Kerk om een nogal optimistisch beeld van de mens te hebben. In tegenstelling tot Luther, bijvoorbeeld. Die was ervan overtuigd dat de menselijke natuur totaal bedorven is. De katholieke Kerk heeft een meer humanistische visie. Wij zullen nooit zeggen dat de mens totaal bedorven is. Wel dat de menselijke natuur gekwetst is. Dat is wat we bedoelen met de erfzonde. We hebben een diep verlangen naar het goede, maar kennen ook de neiging om egoïstisch te handelen.’

God heeft dat niet gewild. ‘Deze wereld is niet noodzakelijk in overeenstemming met de wil van de schepper. In het christelijk geloof hebben wij een historische benadering van de werkelijkheid. Er is een oorspronkelijke toestand vóór de mens, dus vóór de zonde. Er is de huidige toestand. En er is de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die alvast ingeluid zijn door de verrijzenis van Christus. Het is ónze verantwoordelijkheid om de huidige toestand van de wereld te verbeteren. In de wetenschap dat wij van deze aarde nooit een paradijs zullen maken. We kunnen veel verbeteren, we kunnen ook veel kapotmaken – maar de uiteindelijke sanering van de situatie zal van bovenuit komen. Alles wat wij doen om de wereld te verbeteren, is al een soort voorproefje van wat komen gaat. Zoals de mirakels van Jezus in het evangelie: dat waren ook geen definitieve oplossingen. Alle mensen die Jezus geneest, zijn later weer ziek geworden. En de mensen die hij tot leven heeft gebracht, bléven niet leven.’ Lazarus is dus twee keer gestorven. ‘Ze hebben dus twee keer de begrafeniskosten moeten betalen’, grapt Léonard. ‘Die mirakels van Jezus waren geen definitieve oplossing. Maar wel een teken, een belofte, een profetie. De boodschap is dat de mens niet geschapen is om te lijden en te sterven.

Léonard heeft er begrip voor als mensen die zwaar lijden hun geloof kwijtraken? ‘Ik heb er een hekel aan wanneer ik hoor dat men in de Kerk het onaanvaardbare karakter van het kwade relativeert. We mogen nooit zeggen dat het kwade toch zo kwaad niet is, zoals sommige theologen doen. Dat God de wereld zo heeft geschapen uit een soort pedagogische bekommernis, om ons te leren hoe we de wereld moeten voltooien. Dat geloof ik niet. Want het zou een sadistische God zijn die zo redeneert. Vechten met de hardheid van het leven is natuurlijk een manier om te groeien. Maar het lijden kan nooit op die manier verklaard worden. Dan zou ik zelf ook nog eerder een atheïst worden.’

Het kwaad

God heeft volgens Léonard het kwaad niet gewild. Met een filosofisch woord zou hij het kwade ‘contingent’ noemen – iets dat bestaat, maar dat niet noodzakelijk moet bestaan. ‘Het bestaat, maar het had ook niet kunnen bestaan. Daarom vind ik het zo belangrijk dat wij de erfzonde blijven interpreteren als een bederving van de wereld, niet als een noodzakelijk bestanddeel ervan. Die is mogelijk gemaakt door de vrijheid van de schepselen. Ik vind het normaal dat wij niet van meet af aan geschapen werden in het aanschouwen van Gods heerlijkheid. Dan zou er namelijk geen plaats meer zijn geweest voor een vrije keuze. En het maakt deel uit van de waardigheid van de mens dat hij bij de eerste etappe van zijn bestaan zelf mag kiezen. Met alle gevolgen van dien, want dat betekent ook dat de mens zichzelf boven zijn schepper kan zetten. De oorsprong van het kwade ligt in de vrijheid van de mens.’

Het goede komt van God, het kwade doen we onszelf aan. ‘De huidige wereld, waarin het kwade zo prominent aanwezig is, maakt geen deel uit van de oorspronkelijke bedoeling van de schepper. God is niet tevreden met de huidige stand van zaken. God heeft geen sympathie voor het kwade.’ Waarom grijpt hij dan niet in? ‘Dat is de moeilijkste vraag die er bestaat. En het is moeilijk om ze met woorden te beantwoorden. Iemand die aan het lijden is, heeft geen boodschap aan een intellectuele uitleg. Je zou kunnen zeggen: dat u aftakelt en sterft, is in overeenstemming met de wetten van de natuur. Gelukkig maar, het leven zou vreselijk zijn mochten wij biologisch gesproken eeuwig leven. Stel u voor dat we eeuwig zouden leven, wie zou er nog minister van Pensioenen durven worden? (lacht) Wie zou nog durven trouw beloven aan zijn partner? Honderd jaar? Vijfhonderd jaar? Duizend jaar? Geef toe, dat zou ondraaglijk zijn.’ De dood maakt het leven draaglijk? ‘Dat is zo’. Maar met die boodschap zult u geen troost brengen aan de moeder die pas haar kind verloren heeft. Dat gaat niet. Een mogelijk antwoord is gelegen in de dood van Jezus aan het kruis en de kreet die hij uitschreeuwt: Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten? (stilte) Ik vind dat buitengewoon. Het is méér dan een antwoord. Op dit ogenblik, terwijl wij hier zitten te praten, zijn er mensen die zich die vraag stellen: waar is God? Welnu, Jezus is gestorven met die vraag op zijn lippen. Er is geen onmiddellijk antwoord, nee. Maar dat Jezus die vraag stelde, betekent wel dat God solidair is met wat wij hier op aarde moeten meemaken en beleven. Wij zijn dus niet alleen in onze ellende. Het is nog geen bevredigende uitleg, maar het is toch al íéts. God gaat niet akkoord met het kwaad. Er zal ook een einde aan komen. De huidige wereld is niet het maximum van de scheppingskracht van God.’

Twijfel

Twijfelt Léonard nooit aan zijn geloof? ‘Twijfelen niet, nee. Ik stel mij soms vragen, dat wel. Dat is ook heel normaal. Ik vraag mij soms af of ik mijn hele leven niet heb gebaseerd op een illusie. Maar een paar seconden laten sta ik alweer met beide benen op de grond: de figuur van Christus in het evangelie is zó overtuigend dat ik hem meteen mijn geloof teruggeef.’

Klik hier voor het gehele interview op de website van Knack

Dit bericht is geplaatst in Wetenschap & Geloof. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.